Ondoenlijk

Winnie's website

Category: Blogs (page 2 of 8)

Boompje kijken

Vandaag heb ik de hele dag naar een boom gekeken. Het waaide dus er was verrassend veel te zien. Plus dat ik mentaal in de knoop zit, dus als ik melodramatisch uit het raam kan staren is het al snel goed. De boom was groen, want het is lente en zo gaan die dingen, en ik probeerde erachter te komen wat voor boom het was. Ik zag niets dat linkte met mijn zeer beperkte kennis over de lokale flora, waardoor mijn volgende missie was de vorm van de blaadjes te herkennen met het idee dat ik daaruit wellicht iets zou kunnen afleiden. Dat lukte niet, want de boom stond te ver weg. Bovendien heb ik ook wel eens buitengewoon goed kunnen kijken naar de blaadjes van een boom en dan zeiden ze me ook niets. Een keer op vakantie met een vriendin in Macedonië, waar we met de nieuwsgierigheid van twee vierjarigen foto’s maakten van alle planten die in de berm groeiden op weg van het hotel naar het meer van Ohrid. Onderwijl riepen we dan vrij willekeurige botanische termen als ‘hibiscus’, ‘gras’ en ‘lichtgroen’, en praatten we over hoe we al die planten op de foto zouden gaan duiden als we thuis waren. En een app zouden maken waarin je zo’n foto automatisch zou kunnen laten herkennen. Terwijl we allebei wisten dat we dat niet zouden gaan doen en geen idee hadden van het feit dat precies die app die wij wilden maken allang bestond.
Kortom, ik bleef op dezelfde afstand van de boom, want ik maak me inmiddels geen enkele illusie meer over mijn capaciteiten een plant te kunnen herkennen met naam en toenaam. Nou ja, ik lieg. Een moment kwam ik dichterbij de boom; ik moest mijn vuilnisbak aan de straat zetten. Ja, want ik ben dan misschien mentaal niet helemaal lekker, maar produceer nog steeds een enorme hoeveelheid rotzooi (wanneer komen vleesvervangers eens in een verpakking die niet van plastic is?) en ik ga toch mooi niet nog twee weken in mijn eigen troep zitten stinken. Mijn persoonlijkheid alleen stinkt al erg genoeg momenteel, dank je. Omdat het waaide stond mijn vuilnisbak in de schuur, wat enigszins ironisch is, aangezien het grootste deel van de inhoud van mijn schuur in de vuilnisbak zou moeten zitten, maar dat is een ander verhaal (als iemand nog een vouwfiets wil weet je me te vinden). Terwijl ik de vuilnisbak over de drempel van de schuur tilde kieperde hij voorover en viel op de grond. De boom stond er vlak naast en een kort moment voelde ik de boom op mij neerkijken alsof hij wilde zeggen: ha! mevrouwtje. Nu is het mijn beurt jou eens te bekijken. Wat voor soort ben jij eigenlijk? Even in mijn fauna app kijken. Depressief met het motorisch vermogen van een deurbel? Ja, als ik het niet dacht. Daar past dat gehannes met die bak ook precies in, dat profiel. Grappig toch, hoe dat werkt, zo’n app.
Terwijl ik vermoedde dat de boom mij analyseerde zag ook de buurman mijn onhandige actie. Waar je nog wel schijt kunt hebben aan de mening van een boom moet je bij mensen toch altijd nog even reageren. In de vorm van ‘haha, ja, ik weet dat dit superkneuzig gaat, haha, domme ik, haha.’
Ik weet niet of je wel eens hebt geprobeerd ongemakkelijk te lachen als je in een kutbui bent, maar dat is dus niet te doen. Ik vermoed dat ik er in het beste geval uitzag als een in-de-winterslaap-verstoorde grizzly beer, en in het slechtste geval als een geobstipeerde baby met een kunstgebit. Ik besloot dat er geen redden meer aan was, zette mijn bak aan de straat en spurtte terug naar binnen, waar ik me nestelde op de bank en naar de boom staarde totdat hij en ik er moe van werden en ik bovendien mijn huis uit moest naar therapie. Ja, ok, dus het was niet de hele dag. Het was maar een uurtje en ik word nou eenmaal moeilijk wakker en ‘s ochtends ben ik altijd in een kutbui en dan moet ik ook nog nadenken over wat ik bij therapie wil zeggen en dat weet ik nooit dus dan vermijd ik het door dingen te gaan bedenken over een boom en die op te schrijven en dan te doen alsof het echt gebeurd is. Punt is: het is dus maar goed dat ik therapie heb.

Superhoogbeangstnervragielwardenooknogspastisch

Deze blog heeft de bijsmaak gekregen nog wel eens grappig te zijn en dat wil ik graag zou houden. Jammer genoeg is het met de leukheid in mijn leven al een tijdje ver beneden het laagste punt waarvan ik dacht dat ik er nooit zou komen. Maar godverdomme dit gaat een grappig stukje worden, want mijn oude buurvrouw rekent erop dat ik grappig ben en mijn moeder leest dit en er zitten collega’s op mijn Facebook die dit zomaar zouden kunnen lezen en ik ben trouwens sowieso de luchtigheid zelve godverdegodverdefuckfuckkut.

Ik weet niet hoe het zover is gekomen, maar wel dat ik sinds begin dit jaar meer dan ooit me als een idioot aan het voelen en gedragen ben en me daarna kapot schaam, zelfs als ik eraan terugdenk. Om een beeld te schetsen van wat ik bedoel, hier een paar voorbeelden: begin dit jaar zei iemand tegen me dat ze verliefd op me was. Het was erg aardig en ze nam een geurkaars voor me mee, alleen ik val niet op vrouwen en ik was dus ook niet verliefd op haar. Maar in plaats van dat ik haar kon troosten, moest ik zelf keihard huilen en ik wist niet waarom en toen werd zij boos omdat zij, volkomen terecht, vond dat de verkeerde persoon aan het huilen was. Toen huilden we allebei heel hard en daarna durfde ik niet meer zo goed tegen haar te praten, omdat ik nog steeds niet weet waarom ik zo vreselijk onbedaarlijk moest huilen.
In dit voorjaar datete ik korte tijd een man die gelukkig superlief was, want anders had hij er vast iets over gezegd toen we een keer wakker werden en hij naar de wc moest en ik toen in een vlaag van onverklaarbare angst en totale verwarring daarover met hem mee ging en me toen tegelijkertijd zo schaamde dat ik, in plaats van het gewoon te zeggen en er misschien samen om te lachen, hem niet aan kon kijken en dus maar een wimper uit mijn oog begon te peuteren terwijl hij zijn ding deed. Of over het feit dat ik hem veel vaker een berichtje stuurde dan hij mij, terwijl ik gewoon een leven heb en normaal gesproken een signaal om even rustig aan te doen echt wel weet te ontvangen, maar blijkbaar niet als ik heel graag een herkansing wil om te bewijzen (nog het meest aan mezelf) dat ik wel normaal ben. Je begrijpt dat het niets is geworden. Jammer, want we pasten volgens mij goed bij elkaar en in mijn normale doen ben ik best leuk, maar dat weet hij dus niet. En ik had dat nog wel willen uitleggen, maar stel jezelf even voor als ontvanger van deze voicemail: ‘Hoi, ik wilde alleen maar even zeggen dat ik normaal gesproken dus niet met mensen mee de wc in loop en andere ongemakkelijke situaties veroorzaak. Zullen we het nog een keer proberen? Bel me als je dit hoort.’ Ja, joe.
In de zomer dacht ik dat het een goed idee was nog een keer met iemand te daten. Dat was natuurlijk een illusie, maar ik was nog jong. In het kader van discretie ga ik hier niet al te ver over uitweiden, maar die man had ten eerste waarschijnlijk een vriendin thuis, en ik kreeg het maar niet voor elkaar hem daarmee te confronteren zodat ik er een eind aan kon maken, omdat ik mezelf er niet toe kon aanzetten, en ten tweede; de seks leek meer op verkrachting dan op seks en het was buitengewoon onplezierig, maar ik daarover kon ik natuurlijk weer niets zeggen dus het enige wat ik kon doen was wierook branden om zijn aura uit mijn huis te jagen. Ik heb er nog even aan gedacht misschien met zo’n klankschaal door mijn huis te chanten, maar eigenlijk weet ik niet wat het effect daarvan is, en met mijn geluk zul je net zien dat ik Lucifer sommeer en dan mag kiezen: of een voortand zoals een narwal, of voortaan met twee grote hoorns van een ram door het leven of mijn ziel verkopen. Hoewel ik me dan ook wel kan voorstellen dat ik optie drie kies, en dat hij dan zegt dat hij mijn ziel niet hoeft omdat die te duister is voor de hel.
Ik had gehoopt dat dit grappiger was dan het nu is, maar dat is het niet. Godverkut.

Oké, sorry, ik zal ergens anders beginnen:
Ondanks dat ik me na een tijdje iets beter begon te voelen op het gebied van onverklaarbare nervositeit kon ik me niet goed over mijn angst voor nog meer angst en mijn gevoel van totale vernedering heenzetten. Van de weeromstuit ben ik naar de huisarts gegaan die na 2 minuten zei dat ik hoogbegaafd en niet goed bij mijn hoofd ben. Of althans, dat het hem een goed idee leek als ik even met de POH-psycholoog ging praten. Persoonlijk vermoed ik dat de bezoekjes aan de huisarts en de psycholoog mijn humor geen goed hebben gedaan. Zelfspot en sarcasme, waar ik in ieder geval nog enige verlichting uit haal, zijn daar totaal niet op hun plaats. Dus als de psycholoog mij vraagt of ik sport zeg ik gewoon ‘ja’, in plaats van ‘ik ren weg voor mijn problemen’ en ‘gisteren heb ik zoveel gehuild dat ik spierpijn in mijn traanbuisjes heb’ en als ze vraagt of ik nog ergens plezier uit haal zeg ik iets oprechts als ‘uit zingen en werk en leuke mensen om me heen’, in plaats van iets lekker zwartgalligs als ‘de eerste 30 seconden van mijn dag voordat angst en depressie over mijn angst hun intrede doen.’
Daarnaast ben ik inmiddels mijn excuses steeds aan het aanbieden aan mensen, omdat ik teveel van dit soort echte informatie deel en die mensen daar natuurlijk ook niet op zitten te wachten. En als ik dan mijn excuses aanbied doe ik dat op zo’n manier dat ik daarbij ook weer teveel informatie deel. Het is allemaal een grote humorloze bende en daarom kan ik dus ook de hele tijd geen nieuwe dingen schrijven. Zie je, dit is ook niet grappig en vol met informatie die je helemaal niet lezen wil over zo’n luchtig, grappig, levenslustig persoon als ik.

Tot overmaat van ramp moet ik ook nog op vakantie naar Thailand. Een reis die ik heb geboekt eind september, in een opleving van mijn oude ik. Ondertussen heb ik al zes keer geprobeerd om eraf te komen, maar dat kan helaas niet, dus ik ga gewoon, want wat er ook met mij aan de hand kan zijn; hoogbegaafd of irrationeel nerveus en fragiel of verward en spastisch in sociale situaties of alles tegelijk of niets van dat alles, ik ga toch echt geen 550 euro aan een ticket uitgeven en er geen gebruik van maken. En ik zal je een ding zeggen: als ik terugkom ben ik gewoon leuk en gezellig en normaal en verpletterend aantrekkelijk en onweerstaanbaar grappig en lief en sexy en zorgzaam en meelevend met de juiste mensen en streng als het nodig is, en eventueel zelfs met grote hoorns van een ram of de tand van een narwal. En dan ga ik een stukje schrijven dat zo grappig is dat je godtyfusteringkuthoeren gewoon van je stoel valt van het lachen.

Liefde en andere treinongelukken

“Liefde is echt heel moeilijk.” “Ja, het is ingewikkeld,” zeggen ze terwijl ze elkaar meewarig aankijken en knikken. Hoofd half schuin, ogen een beetje toegeknepen; niet dicht en niet van de lucht, maar op zo’n manier dat het sympathie betekent. Ze begrijpen elkaar. Liefde is moeilijk en ingewikkeld en hard werken. Ik sta niet al te ver weg, misschien een meter, van hen vandaan op het perron waar onlangs lichtbakken zijn geplaatst die je vertellen hoe lang de trein is. Grote gele lampen lichten op zodra een trein in aantocht is, en pas na de tweede keer kijken had ik door dat het niet gewoon gele lampen waren maar een afbeelding van een trein. De trein die eraan komt, en dat de lichtbak precies weergeeft waar de trein gaat stoppen en hoe lang hij is. Waar de eersteklas rijtuigen zich bevinden. Ik kijk naar zo’n trein op de lichtbak en hoor hun gesprek. Niet omdat ik het afluister, maar omdat er naast het kijken naar die lichtbak zo weinig te doen is dat ik het eigenlijk niet kan voorkomen. Terwijl zij knikken en meewarig kijken ben ik haast onder de indruk van hun grote kennis over de liefde. Mijn hart klopt, maar behalve dat het klopt weet ik over mijn hart niet heel veel. Het voelt van alles, jawel, maar ik zou willen dat ik zo ver tot het begrip kwam dat ‘moeilijk’ en ‘ingewikkeld’ de woorden waren die ik vond passen. De waarheid is dat ik van het hele gebeuren zo weinig begrijp dat zelfs die woorden te hoog gegrepen zijn om iets te duiden over mijn begrip.

Van alle dingen die, als moeilijk het juiste woord is, moeilijk zijn is verliefd worden of nog lichter: iemand leuk vinden, het moeilijkst van alles. Nog nooit heb ik het doorgehad als iemand mij leuk vond, en nog nooit heb ik ook maar een klein beetje het lef gehad om het aan de desbetreffende man te vertellen als ik hem leuk vond. Ik weet alleen maar het gevoel en de erkenning van de erbarmelijke staat van mijn sociale vaardigheden in het moment dat ik me realiseer dat het aan de hand is. Het gevoel dat langzaam omslaat van vrolijke vlinders naar het gevoel van dronken in die kermisattractie stappen die een lange arm is waar je aan rond word geslingerd alsof je een doodswens hebt, wat ik weet omdat ik dat heb gedaan. Misschien dat er mensen zijn die dit aandoenlijk vinden, maar neem van mij aan; het is alles behalve dat. Ik heb in alle schakeringen van de liefde het genetisch profiel van een geurkaars. Op het eerste gezicht misschien alleraardigst, maar als het vuur eenmaal is aangewakkerd wordt het al snel te intens en waarschijnlijk krijg je er hoofdpijn van.

Een vriendin van mij werd twee jaar geleden verliefd op een vrouw en deed toen wat voor mij volstrekt onmogelijk is; ze maakte een afspraak met die vrouw en vertelde het haar. En daarna vertelde ze mij daarover. Ik vroeg haar hoe het kon dat ze zo dapper was dat ze dit zomaar vertelde aan de dame in kwestie en ze antwoordde: ‘maar je weet het toch wel als iemand jou ook leuk vindt?’ Op dat antwoord had ik niet gerekend, want ik heb dat nog nooit doorgehad. Als ik ooit een kampioenschap zou winnen (behalve de caprilliproef van 1996) dan zou ik alleen durven garanderen dat ik de onbetwiste kampioen ben in het niet kunnen lezen van andermans intenties. Tenzij ze voor me uitgesproken of geschreven worden kun je er in principe vanuit gaan dat ik het niet snap, maar nog veel vaker kun je er vanuit gaan dat ik het denk te snappen en het dan verkeerd begrepen heb. Het is een talent en een last. Zelf iets zeggen lukt ook niet; meer dan eens heb ik mij voorgenomen iets over mijn gevoelens te delen met de man in kwestie, waarop ik in paniek raak en acuut een TIA krijg waardoor al mijn spraakvermogens tijdelijk verloren gaan. Dus staar ik wat ongemakkelijk om me heen en, na wat voelt als jaren, probeer ik me er dan vanaf te maken met een onbelangrijke vraag of een leuk bedoelde opmerking die vermoedelijk minder leuk is dan ik op dat moment denk. Zo gedraag ik me dan het ene moment als een puppy richting de man en kan het zomaar zijn dat ik het volgende moment een blinde vlek heb, precies op de plaats waar hij zich bevindt; het zijn de gevolgen van een TIA, maar probeer dat maar eens uit te leggen zonder daarin te onthullen waar die door veroorzaakt wordt.

Een ander gevolg van de lichte liefde is het plotselinge verlies van mijn motorische vaardigheden: ik loop niet meer, ik val. Het soort vallen dat je nog net kunt opvangen door steeds je ene voet voor de andere te zetten en dan te doen alsof je alles volledig onder controle hebt. Zoals je rent van een heuvel af en dan doet alsof dat heel gecoördineerd rennen is in plaats van net-niet-vallen. Terwijl iedereen ziet dat dat wel zo is, en terwijl jij weet dat zij weten dat dat zo is, maar je toch maar blijft doen alsof. Je kunt ook niet meer stoppen als je eenmaal begonnen bent met rennen, en zolang je niet op de grond ligt is het feitelijk correct te stellen dat je niet gevallen bent. Terwijl de waarheid is dat je de grond niet kunt raken omdat die steeds langzaam wegzakt onder je voeten. Niet dat dat erg is, want inmiddels weet je ook dat verzwolgen worden door een aardverschuiving veel minder erg is dan proberen iemand flirterig aan te raken wanneer je daar niet goed in bent en het daardoor meer wegheeft van een mot die keer op keer tegen een lamp aan vliegt dan van een mens dat een ander mens iets duidelijk probeert te maken. Maar ach, zo lang je niet op de grond ligt ben je niet gevallen, toch?

Als mijn hart niet zo gerafeld was en aan elkaar hing met losse steken en klodders secondelijm had ik misschien al een keer iets ‘echts’ gezegd, maar het is eng en het is gevaarlijk en er is een primitief deel in mijn brein dat er alles aan doet om te voorkomen dat ik weer aan de slag moet met lijm en naald en draad.  Dus sta ik zaterdagnacht in een klein zaaltje te salsadansen terwijl ik dat helemaal niet kan, met mannen die zich storen aan hoe slecht ik salsadans. Om te vermijden dat ik doe wat ik niet kan, want ook als het licht en vers is, is het breekbaar en ik kan niet zo goed breekbaar zijn. Ik kan zingen en slecht salsadansen en omgaan met agressieve dronken mensen en heel hard werken en grapjes maken en een beetje tekenen en oneindig lang doen alsof ik niet val. En liefhebben. En daarvoor val ik graag in zwarte gaten in de grond, maar dat vereist natuurlijk wel het godverse lef om dat een keer hardop te zeggen. Ik bedoel maar: ik bewonder die twee mensen op dat station, want bij hen leek het net alsof er niets te vallen viel.

Een helpende hand

Er kwam een metalen mandje op mij af dat voor een kort ogenblik zich zonder enige vorm van menselijke of andersoortige interventie leek voort te bewegen. Toen kwam er (ha, dus toch! dacht ik) een hand en toen een heleboel tassen met een mevrouw eraan vast. Ze had patatjes in haar hand. Niet los natuurlijk, dat zou idioot zijn, maar in zo’n bakje dat breder is dan het hoog is en waarvan je altijd hoopt dat ze het bij de patatboer goed volstoppen. Zo vol dat de patatjes een op elkaar gestapeld bergje vormen dat boven het bakje uittorent. Zo vol dat je tevreden knikt als je het meeneemt, en een korte paar seconden met groot genoegen kijkt naar de patatjes die je straks gaat verorberen. Zo vol dat je na die paar seconden je ineens realiseert dat het helemaal niet praktisch is dat het bakje zo vol zit, omdat je veel te veel tassen en een onhandig mandje mee hebt om de patatjes effectief te kunnen vervoeren naar de treinstoel van je keuze. Waardoor je de hele weg angsten uitstaat over de ineenstorting van het bergje patat en visioenen hebt waarin alle patatjes op de vloer liggen en er niets inkomt van die verrukkelijke snack. “Sorry,” zei de mevrouw, alsof zij en niet het mandje net bijna in mijn gezicht terecht was gekomen. “Geeft niet,” zei ik, alsof het geen probleem was om een metalen mandje in mijn gezicht te krijgen. Ik keek naar de rij voor me waar de vrouw onhandig een plekje in beslag nam en dacht erover mijn hulp aan te bieden, maar deed dat niet, wat eigenlijk alleen maar kwam omdat het nog net niet onhandig genoeg ging om hulp te krijgen. Blijkbaar ben ik pas bereid een helpende hand uit te steken als iemand echt faliekant onderuit gaat. En waarschijnlijk wil ik dan ook nog dat die mensen hun patatjes aan mij geven als dank voor mijn onbaatzuchtige daad.

Sociale haast

Terwijl ik nog aan het ‘payslappen’ was (de leuke, want zelfbedachte, term voor ‘contactloos betalen’) lagen mijn boodschappen elkaar al in de weg op de rolband en begon de kassière met iets meer kracht dat wat mij betreft noodzakelijk was mijn boodschappen aan de kant te schuiven met de boodschappenbandsplitser. Ze vielen in een armzalig hoekje naast wat folders van de supermarkt, die altijd om onverklaarbare redenen precies daar liggen waar je er niets meer aan hebt zo’n folder tegen te komen. Ondanks dat het payslappen vrij snel verloopt, ben je toch altijd te laat voor wat vroeger het geoliede systeem was waarmee je je boodschappen al had ingepakt voordat je moest betalen. Ik kreeg de bon in mijn handen geduwd en spoedde mij naar de hoek waar mijn boodschappen op sisyfusiaanse wijze steeds maar bleven aanspoelen op  het metalen plaatje met de folders. Ik voelde me gehaast en begon als een wilde mijn boodschappen in de tas te proppen, terwijl ik hier en daar schichtig om me heen keek of mensen zich al begonnen te ergeren aan hoe langzaam ik was. Ik namelijk wel. Uiteindelijk vertrok ik, niet veel later, uit de supermarkt met, naar ik vermoed, een wat rood aangelopen hoofd en het gevoel dat ik totaal ongeschikt was om de oorzaak te zijn van dergelijke vormen van sociale obstructie. Ik heb nooit liever mijn boodschappen snel in een tas willen stoppen, en sinds we overal onze eigen tasjes mee naartoe moeten nemen merk ik dat ik steeds vaker last heb van dit soort sociale haast. Weg is de tak-tak-tak handeling van betalen, de kassabediende die je nieuwe kledingstuk opvouwt en in een tasje stopt en precies op het moment dat je betaling akkoord is het tasje aan je overhandigd, zodat alles soepel samenkomt en je zonder meer tijd dan nodig ruimte inneemt bij de kassa. Sociale haast. Geen echte haast, want je hoeft niet per se nu meteen weg, als die rij met mensen achter je je niet zo aan zou staren als ware je de vrouw met de baard  in een jaren ’20 rariteitenkabinet. Of misschien gewoon ‘de vrouw met haast’ in een jaren ’20 rariteitenkabinet.
Mijn zusje ging vorige week haar kranten wegbrengen. Terwijl ze bezig was bij de papierbak kwam de vrachtwagen aangereden die de papierbak altijd komt legen. Ze probeerde wat sneller te werken. De vrachtwagen stond voor haar en ze zag de mannen in de cabine wachten tot zij klaar was met haar spullen. Misschien wachtten ze wel geduldig. Misschien dacht mijn zusje van niet. Misschien dacht mijn zusje wel dat ze nu even op moest schieten met het wegbrengen van haar papier en probeerde ze het papier sneller door de altijd-te-zwaar-ingestelde klep te duwen, waardoor haar hand nog even bleef hangen en wat dikkig en rood uit de papierbak getrokken moest worden. Misschien duurde het daardoor nog wel langer dan het had geduurd als ze rustig aan had gedaan. Misschien werd ze nerveus en gestrest en wilde ze dat ze eigenlijk helemaal niet daar was op dat moment en was ze liever even opzij gestapt zodat de vrachtwagen vrij spel kon hebben en zij daarna in alle rust haar kranten kon weggooien, omdat kranten in een bak stoppen nog nooit zo’n grote motorische opdracht was geweest als nu. Sociale haast dus; ook zij is er niet ongevoelig voor. Dat gevoel dat iedereen op je staat te wachten en dat je dan moet opschieten, maar dat je echt niet sneller kunt, maar dat dat dan nog steeds niet snel genoeg is. Dat je net even iets te lang ergens bent waar je voor je gevoel al weg had moeten zijn, terwijl je gebogen gaat onder de staar van medemensen die veel minder ‘mede-‘ zijn op dat moment dan je zou hopen, want je voelt geen enkele vorm van sympathie of medemenselijkheid in hun blik. En dus wil ik altijd extra aardig doen tegen mensen waarvan ik het gevoel heb dat zij ook sociale haast ervaren, zodat ze weten dat ik wel ‘mede-‘ ben, en wel begrip heb voor hun positie. Maar wee je gebeente als je langzaam bent en geen enkele aanstalten maakt je daarover ongemakkelijk te voelen terwijl ik sta te wachten, want dan ken ik geen genade.
Ik wil niet zo zijn, maar juist omdat andere mensen zich wel gehaast voelen vind ik dan dat de niet-gehaaste medemens zich net zo ongemakkelijk zou moeten voelen bij hun onkunde snel te werken als mensen die wel weten wat sociale haast is. Bijvoorbeeld de mensen die nog even een praatje pot gaan houden met de kassière in de Ikea op zaterdagmiddag. Als ‘sterf’ een emotie was, dan is dat de emotie die ik op dat moment ervaar. Waar ik het al helemaal heb is bij mensen die in het OV met hun verrekte rolkoffers lekker op vakantie komen in Amsterdam zonder het minste besef dat er ook mensen in de stad zijn die gewoon naar hun werk moeten en dat het liefst doen zonder dat ze iedere twee stappen als een paard over koffervormige hindernissen moeten hupsen, omdat toeristen nu eenmaal nooit doorlopen met hun camera’s en hun selfie-sticks en hun gezelligheid. Sterf.

Er is geen irrationeler en onlogischer mens dan ikzelf. Ik droom van een wereld waarin niemand gehaast is, maar iedereen ook onmiddellijk voor mij aan de kant springt als ik eraan kom. En vooral droom ik dat iedereen zich net zo ongemakkelijk voelt als ik als ze niet opschieten. Maar waar ik nog het aller- allermeest van droom is van wat ik wil doen met mensen die klagen over hoe langzaam andere mensen zijn, of dat ze ‘weer in de verkeerde rij zijn gaan staan, zoals altijd’, de mensen die na twee minuten wachten al heel diep gaan zuchten in de hoop dat  je op zijn minst een blik van medeïrritatie zult geven, maar het liefst nog dat je zult overgaan in een luide en onvervalste klaagzang over de Onrechtvaardigheid van het grote Wachten waar je aan bent overgeleverd. En dat doe ik dan dus niet.

Als Elon Musk gelijk heeft, en we ons inderdaad in een simulatie bevinden, dan hoop ik dat we ons in een simulatie bevinden zoals in Rollercoaster Tycoon. Want die klagende mensen verdienen niets minder dan wat ik deed met de klagende ‘Gast 3825’ wiens gedachten niet meer bevatten dan ‘Ik hou niet van Achtbanen 2’, ‘Ik ben misselijk’, ‘Er zijn te weinig bankjes in dit park’ en ‘Ik vind geen vuilnisbak’ terwijl zijn hoofd steeds roder werd en hij ‘het park’ overal de schuld van gaf, ook al liep hij tot vijf keer toe langs een vuilnisbak met zijn -3 ogen. Ga jij maar even zwemmen in het water van ‘Boomstammen 1’, dan koel je wel af. Of ga maar even op het eiland voor chagrijnige kutmensen staan, tot je klaar bent met zeuren.
Ik stel voor dat we in ieder winkelcentrum een soort kooi maken, of een zwembad, waar we deze mensen ingooien, zodat iedereen die last heeft van sociale haast rustig kan inpakken. En misschien kunnen we er bij tijd en wijlen ook een rolkoffertje inmikken, gewoon omdat alle rolkoffertjes, behalve die van mij natuurlijk, duivelse martelwerktuigen zijn die het verdienen op brute wijze aan hun eind te komen.

 

Knuffel

Iemand huilde al voordat de dag goed en wel begonnen was.
Eigenlijk is dat altijd zo. Iemand werd misbruikt.
Ook dat gebeurt veel te vaak.
Iemand viel, iemand maakte dingen stuk, iemand was zenuwachtig en iemand kreeg onverwacht slecht nieuws.
En ik had een gat in mijn maag groter dan Australië.
En toen nog groter en toen was ik alleen nog maar een gat en bleef ik vallen tot de dag voorbij was.
Ik viel naar huis en in mijn eten en op mijn bed.
En eigenlijk kan ik wel een knuffel gebruiken, maar dat heb ik tegen niemand gezegd.

Make-uppen

Toen ik een klein meisje was droomde ik ervan dat ik er supermooi uit zou zien.  Wat ik daarmee bedoel te zeggen is dat ik er uit wilde zien als Susannah Hoffs van The Bangles, en ik wilde gitaar spelen en dan de hele dag Eternal Flame zingen in fonetisch Engels: “Seee mij neeem, sunshijn troe de reen..” (hier zijn beelden van, ik was drie). Dat dit nooit is gebeurd heeft er in de eerste plaats mee te maken dat Susannah Hoffs nog altijd een beeldschone brunette is met bruine ogen en ik daar niet eens in de buurt kom, al was het maar omdat niemand echt kan omschrijven welke kleur mijn ogen hebben (“Tja, het is een soort groen, grijs met geel en een beetje blauw.”)
Jaren later, toen The Bangles allang uit beeld verdwenen waren, ergens rond de tijd dat Leonardo DiCaprio stierf onder een schitterende sterrenhemel na aan aanvaring met een ijsschots, wilde ik er nog steeds mooi uit zien, maar kwam ik er ook achter dat bepaalde dingen voor bepaalde mensen niet zijn weggelegd. Kijk, dat gitaarspelen ga ik mezelf echt nog een keer leren. Dat zingen, dat kan ik. Maar dat mooi zijn, zoals vrouwen mooi kunnen zijn met make-up die mooi zit, met donkere ogen en haar dat zo golvend valt of in grove krullen rond iemands hoofd staat, dat zit er voor mij niet in. Ten eerste is mijn haar zo steil dat een collega van mij mij laatst vroeg waarom ik er toch in godsnaam zin in had mijn haar iedere ochtend te stylen. Ik legde haar uit dat dat bij mij niet hoeft, maar dat dit is hoe mijn haar eruit ziet als het opdroogt na het douchen. Ik heb diverse keren in ambitieuze opwellingen om mijn uiterlijk wat op te kalefateren naar wat ik mooi acht een krultang of krulspelden of andersoortige haarbewerkingsmiddelen gekocht. Het resultaat? Mijn haar hangt na gebruik een korte tijd in een enkele droeve krul. Die probeer ik dan te splitsen in meerdere krullen, zodat het nog ergens op lijkt, met als gevolg dat de krul er acuut uitschiet en er niet meer overblijft dan een armzalig golfje dat nog het meeste wegheeft van zo’n kreukel in je gezicht als je op een boek in slaap bent gevallen. Veel verder dan een paardenstaart kom ik dus niet, en van paardenstaarten krijg ik hoofdpijn en een uitgerekte hoofdhuid.
Goed, wat blijft er dan over? Make-up. Ook daar ben ik de persoon niet voor. Voor de bruiloft van mijn zus stond ik ettelijke uren voor de spiegel, om iets te proberen met foundation en camouflagemiddelen en mascara. Toen ik dacht dat ik er in ieder geval acceptabel uitzag vertrok ik naar mijn zus om haar dag als ceremoniemeester te vergemakkelijken. Bij binnenkomst keek mijn zus mij aan en zei: “Zal ik je make-up even doen?” Tien minuten later zag ik eruit als een gefotoshopte versie van mijzelf, want mijn zus is wel goed met make-up.
Je kunt je afvragen hoe belangrijk het is dat je goed bent met make-up en het antwoord is waarschijnlijk: niet erg. Dat vind ik zelf ook, maar eens in de zoveel tijd als ik weer eens iemand zie die het wel goed kan, dan denk ik toch dat het leuk zou zijn als ik ook wat vaardiger was. Diep van binnen verzet ik me daar hevig tegen, want ik ben een vrouw en ik wil niet zo geconditioneerd zijn, maar soms, heel soms, dan wint de nieuwsgierigheid en het verlangen om te leren het van mijn innerlijke protesterende punker. Dan ga ik naar YouTube en zoek ik een tutorial van iemand die goed is met make-up en mededogen heeft met mensen zoals ik. Dit keer klikte ik op een twintig(!) minuten durend filmpje met een titel in de trant van “Everyday no makeup makeup look for glowy natural looking skin”. Ik neem dit soort dingen altijd erg serieus en dus zat ik klaar met pen en notitieboekje in de hand, om alles op te schrijven wat me verteld zou worden. De dame had een wat nasaal Amerikaans accent en begon met een ellenlange uitweiding over waarom zij ‘s ochtends niet uit bed kon komen. Fijn, dacht ik, lekker luchtig, en dat niet op kunnen staan heb ik ook goed onder de knie. Dan kan ik de rest vast ook.
Wat ik niet voorzien had, is dat deze luchtige inleiding in geen verhouding stond tot wat er daarna kwam: een tweede shot met de dame met alleen haar torso in beeld terwijl ze aan een tafel zat. Een tafel gevuld met kwasten, potloden, tubes, potjes, poedertjes en iets dat leek op een martelwerktuig, maar wat een hypermoderne wimperkruller bleek te zijn. Ik keek lijdzaam toe hoe de dame het eerste potje optilde, terwijl ik niet goed wist hoe ik het had. Ik zal niet doen alsof ik van helemaal niets weet. Ik heb heus wel van foundation gehoord. Echter, blijkbaar heb je voor een no makeup makeup look met glowy huid veel meer nodig, en dan vooral spullen waar ik het bestaan niet van wist: concealer, primer, toner, cc cream, bb cream, poeder, bronzer pearls en allemaal andere moeilijkheden die de vrouw in kwestie omschreef. Dit deed ze zonder veel in te gaan op wat dit product überhaupt voor je doet, maar steeds met een toelichting over waarom ze specifiek dit poedertje koos en niet een ander, van een ander merk of in een andere kleur bijvoorbeeld. Ik maakte ijverig aantekeningen, hoewel ik geen seconde onder de illusie heb verkeerd dat ik mijzelf de vaardigheid kon eigen maken die de mevrouw uit het filmpje tentoonspreidde. Het filmpje was pas halverwege toen ik al een goed half uur bezig was aantekeningen te maken, en als je het filmpje niet hebt gezien had je bij het lezen van de aantekeningen ook kunnen denken dat het ging over het decoreren van een taart. Zo kun je het overigens alsnog interpreteren natuurlijk, afhankelijk van welke definitie van taart je hanteert.
Maar toen, zo rond de dertiende minuut, gebeurde het: we gingen net over (ik voelde me inmiddels verbonden met de make-up vrouw) naar de spullen die over de basislagen heen op het gezicht gingen en de mevrouw zei: “So, this is the product I always use to fixate my eyebrows”, terwijl ze met een triomfantelijke blik een zwart staafje omhoog hield waar ze een soort kwastje uit tevoorschijn trok. Eerst moest ik een beetje lachen, want ik dacht dat ze een grapje maakte. Maar wat blijkt: vrouwen die make-up tutorials maken, maken geen grapjes over hun make-up spullen. Het was echt. Ik ga het u nog een keer zeggen: dames en heren, er bestaat een product dat exclusief is ontworpen om uw wenkbrauwen te fixeren. Ik geef u even een paar regels de tijd om dit te laten bezinken.

 

Welke persoon verzint dit? Wie heeft er wel eens last van wenkbrauwen die halverwege de dag ineens op je jukbeenderen hangen, of dat je ‘s avonds, als je thuiskomt van je werk in de spiegel kijkt en denkt: oh, is het weer zo ver? terwijl je moeizaam probeert je wenkbrauw weer omhoog te krijgen, nadat het arme ding naar beneden is gegleden en ergens ter hoogte van je tepel is blijven steken? Ik kon het niet meer aan. Ik heb het filmpje op pauze gedrukt en nog even vol verbazing naar het bevroren scherm gekeken. En toen de browser gesloten. En toen in de spiegel gekeken en geconcludeerd dat het weer was mislukt, dat ik er nooit uit zou zien als Susannah Hoffs, maar dat mijn ogen toevallig wel groen-grijs-geel-blauw zijn en mijn wenkbrauwen niet van mijn hoofd afzakken. Dat moet voortaan maar genoeg zijn.

Supersterren in de klantenlift

Nog veel mensen zaten buiten te genieten van een late lunch toen ik aankwam. Ik denk dat ze in de omgeving werkten, want ze zagen er te officieel uit om vanuit huis op dat plein beland te zijn. Je doet nu eenmaal geen stropdas om als het 23 graden is en je op een viezig bankje met opgetrokken benen een AH to-go sandwich naar binnen werkt. Of misschien zijn die mensen er wel, maar dan ken ik ze niet.
Ik was in Amsterdam Zuid-Oost en ging eens kijken voor een mini-laptop. Die heb ik namelijk niet, dus als ik onderweg ben schrijf ik altijd met de hand. Dat is niet erg, maar mijn gedachten gaan vaak sneller dan mijn hand kan schrijven en als ik typ lukt het beter mijn hoofd bij te houden. De winkel is groots en verwarrend en op de website had ik allemaal aanbiedingen gezien die ik in de winkel niet kon vinden. Dat had ik misschien aan een medewerker moeten vragen, maar die waren best wel druk met elkaar bezig en ik wilde ze niet storen. Ik overwoog een tijdje of ik een bepaalde laptop zou kopen, en toen besloot ik dat toch maar niet te doen, want hij was nog best prijzig en eigenlijk niet de allerbeste kwaliteit. Als een ware Hollander wil ik natuurlijk wel voor een dubbeltje op de eerste rang. Ik vond de roltrap terug naar beneden naast een bord waar heel groot ‘klantenlift’ op stond. Zo groot, dat ik vermoedde dat dit bord er was gekomen na jarenlange frustraties van het personeel dat steeds klanten tegenkwam in de lift voor goederen en personeel (de segregatie staat voor niets, zeg ik u) en goederen en personeel in de klantenlift. Dat kon zo niet langer, hup, een bord erboven. Hoewel je je kunt afvragen of goederen wel kunnen lezen en niet af en toe alsnog de verkeerde lift pakken. Aan de andere kant: het zal vast iets geholpen hebben tegen al die domme klanten. Ik werd beneden gedwongen mij een weg te banen door een jungle van hoofdtelefoons en externe harde schijven en onder de kassa, geheel ongerelateerd, repen Mars en Bounty en KitKat. Die ik allemaal niet kocht, want ik ken dit soort marketing trucs en ik ben toch niet gek? Buiten liep ik in de schaduw van de bioscoop en zette mijn zonnebril af. Naar nu bleek had ik mijn hele bezoek aan de winkel doorgebracht als een dramatische superster die net heeft gehuild, maar hoopt dat niemand dat ziet als ze die zonnebril maar ophoudt. Alsof een dramatische superster na het huilen even lekker bijkomt door op zoek te gaan naar de meest goedkope/kwalitatief hoogwaardige mini-laptop in de Media Markt in Amsterdam Zuid-Oost. Nou ja.
Ik had niet gehuild. Ik had wel twee roodgekleurde deuken op mijn neus, zoals ik altijd heb als ik mijn zonnebril op heb gehad, waarvan ik weet dat ze pas na twee dagen helemaal weg zijn. Toch maar snel die bril weer op gezet, toch maar liever doorgaan voor dramatische wannabe-superster. Toch maar gewoon weer met lege handen naar huis.

In de trein

Ik zat in de stiltecoupé, bij toeval, en eigenlijk wil ik daar nooit zitten. Er praten namelijk altijd mensen in de stiltecoupé – ook nu weer – en dat stoort me op die plek veel meer dan in de coupé waar je gewoon mag praten. Daar hoef ik ook niet per se te horen over het maagzuur waar Mariska (met een Gooise ‘r’) de afgelopen weken last van had en de vriend van het meisje met wie Mariska in gesprek was die een paniekaanval kreeg, maar dan hoef ik me in ieder geval niet ook te storen aan het feit dat Mariska zich niet aan de regels houdt.
‘Ja,’ zei Mariska, ‘als dat de eerste keer gebeurt kun je daar echt niet boos om worden.’ Ik vroeg me af wanneer het wel redelijk is om boos te worden op iemand die een paniekaanval krijgt.
Vroeger vroeg ik mensen nog wel eens om stil te zijn, maar dat moest ik dan bij ieder station opnieuw doen en bij iedere treinreis. Totdat ik besloot dat het minder energie kostte om in de gewone coupé te zitten waar ik me dan alleen nog aan het praten hoefde te storen. In die coupé kan het alleen nog maar meevallen met de overlast, in de stiltecoupé valt het altijd tegen.
‘Ik weet het niet. Ik vind het best wel raar,’ zei de vriendin van Mariska. Ik wilde zeggen dat ik het best wel raar vond dat zij aan het ouwehoeren waren in een stiltecoupé en dat dat dus wel een goede reden was om boos te worden, maar het was me mijn energie niet waard. Ik stond op en liep naar de gewone coupé. Gegarandeerd geluid bevalt me beter dan de hopeloze hoop op stilte.

In de bus

Een meisje met een naambordje – ze heette Jessica – las een boek over Thailand. Ik vroeg me af of het voor haar studie was (toerisme?) of dat ze binnenkort op vakantie ging of dat het gewoon was uit algemene interesse. Bij de halte van het ROC stapten veel jonge studenten in waaronder een jongen in een blauw trainingspak. Niet zo’n glimmende, maar zo een van joggingstof waardoor je er altijd een beetje uitziet alsof je niet superveel zin hebt in het leven. Hij ging niet op de hele zitting van de stoel zitten die hij uitkoos, maar op het puntje. Er zat al een man op de stoel naast hem en ik denk dat hij het niet cool vond staan om comfortabel naast een andere man te gaan zitten, terwijl hij die niet kende. Zo kwam het tenminste over. De jongen keek even rond, en zag toen Jessica. Ik kon zien dat hij ernstig onder de indruk was. Zij was verdiept in haar boek, haren half voor de ogen, hij zocht haar blik. Ik zag zijn ogen van het boek naar haar ogen schieten en weer terug en dat een paar keer. Zij zag hem niet. Hij gaf het op en begon muziek af te spelen op zijn telefoon. De man naast hem moest eruit en toen de jongen weer ging zitten kreeg ook zijn rugzak een stoel. Toen we bij de volgende halte alle drie uitstapten, de jongen, Jessica en ik, was Jessica de enige die van dit alles niets had meegekregen. Maar zij was de afgelopen vijftien minuten in Thailand geweest en dat kon je van ons tweeën dan weer niet zeggen.

Older posts Newer posts

© 2024 Ondoenlijk

Theme by Anders NorenUp ↑