Inmiddels is het een dag meer dan een jaar geleden dat ik door een gestreste collega werd afgeblaft omdat ik actie ondernam op de lockdown maatregelen. Niet ik, maar hij was de baas. Dat ik het wel even wist. Gelukkig wist ik ook dat de collega in kwestie zo reageert onder stress, want na zes jaar samenwerken heb je wel een beetje een beeld van hoe iemand reageert als er stront aan de knikker is. Het is toch een soort gemeenschap, zo’n organisatie. We joegen de mensen het museum uit; we moesten tenslotte per direct sluiten. Iedereen had er begrip voor, en iedereen dacht dat het maar even zou duren. Het voelde best wel spannend, die eerste lockdown. Iets nieuws, iets om over na te denken.
Meteen aan de start deed ik dat, dat nadenken. Ik postte een paar dingen op deze blog en al mijn gedachten en projecties over de toekomst zijn min of meer waar gebleken. Mijn grootste zorg was dat onder de stress en de langdurigheid van de situatie men voor zichzelf zal gaan. Uit het oog verliest dat je een mondkapje niet voor jezelf draagt, maar om een ander te beschermen. Dat mensen denken in data en cijfers, omdat dat is waarover je leest in de kranten. Maar dat de realiteit van je vader in het ziekenhuis, die we volgens de critici maar ‘moesten laten sterven, dat is natuurlijk verloop. We moeten ophouden iedereen te beschermen, waar zijn we mee bezig!?’ toch anders is dan cijfers en slecht uitgewerkte datarepresentaties die naar de hand gezet worden van de mening van de auteur. Ik had gelijk, ook al werden mijn artikelen door menigeen afgewezen voor publicatie, omdat ze ‘achterhaald’ waren. Je kon het niet meer hebben over overvolle ziekenhuizen, want we hadden alles zo op orde en de maatregelen werden versoepeld. Ik was te laat.
Wat ik nu ga schrijven komt ongetwijfeld weer te laat, maar ik schrijf het toch omdat ik het anders misschien zelf vergeet en zelf vind ik dat er nog steeds dingen zijn om over te prakkiseren Me dunkt dat het prettig is een plek te hebben om je eigen gedachten na te lezen voor het geval je er nog eens opnieuw over na wil denken.
Vorige week liep ik door twee verschillende steden; Amsterdam en Den Haag. En Ineens begon het me te dagen dat wij saamhorigheid en kapitalisme aan elkaar hebben verbonden. Ik zag geen plein dat nog leeft zonder terrassen waarop je koffie kan drinken. Geen plein met zitplaatsen voor iedereen, waar je zomaar mag zitten met je eigen wijn en boterhammen. Waar het leefde in Den Haag die week, was waar er winkels waren. Of waar koffieondernemers standjes buiten hadden staan om versnaperingen te verkopen. Mensen kwamen samen, stonden in de rij, bleven hangen op stoepjes en traptredes om even weer het gevoel te hebben van de vorige vroege lentedagen.
Deze week had ik een digitaal gesprek met een Griekse man met wie ik iets flirterigs had. Hij werkt en woont in Utrecht. Het gesprek kwam op de crisis en op de protesten en hij zei dat mensen in de vorige crisis ook boos waren op Griekenland ook al kreeg Nederland uiteindelijk rente over de lening en kwamen ze er dus goed vanaf. De mensen waren boos op de verkeerde, zei hij. Ik vond dat ook, maar ik vond ook dat mensen niet gezien werden binnen hun ervaring. Ik zei de man dat het voor een kleine ondernemer niet te begrijpen is dat iedere winkel op de hoek weer een H&M of een Zara of een Lidl wordt, terwijl zijn kleine winkel ten onder gaat aan het geweld van gentrificatie. Dat de EU geen oren heeft naar lokaliteit en de individuele ervaring, omdat ze zichzelf verloren hebben in hun eigen positie tussen land- en wereldpolitiek. Dat er onder het land nog sprake is van gemeentes, steden, wijken en lokale gemeenschappen en uiteindelijk het individu komt niet ter sprake in zulke gevallen. Ik zei hem dat ik het een gemis vond dat de EU geen oog had voor de complexe systemen en niveaus waarbinnen zij opereert. Dat het zonde is dat ze praat over de toename van een BNP of het effect op de economie, maar geen oog heeft voor de effecten van de EU op lokaal niveau waardoor ze ook de steun verliezen van mensen die zich ongezien en ongehoord voelen. Dat was te veel voor de man; het gesprek werd beëindigd en ik werd geblokkeerd. Stel je voor dat je dat zou doen op een plein.
Natuurlijk zouden we nu ook niet massaal op een openbaar terras zitten met eigengemaakte boterhammen en een fles wijn, want we moeten thuis zijn. Maar het feit dat er geen gelegenheid is gebruik te maken van de publieke ruimte op een manier die uitnodigt tot ontmoeting en gesprek zonder dat er iets gekocht moet worden is in feite niets anders dan de blik van beleidsmakers en politici die nadenken over cijfers en data in plaats van over gemeenschap en saamhorigheid. Dat was al zo, maar de lockdown maakt het nu zichtbaar.
Gemeenschap en saamhorigheid kan nog net zo goed grenzeloos zijn; begrijp me niet verkeerd. Toch is het tekenend, al is het maar voor mezelf alleen, dat ik nu de neiging heb aan te geven of ik voor of tegen de EU ben, omdat ik er blijkbaar van overtuigd ben dat ik tenminste moet aangeven voor welk kamp ik ben opdat ik mensen niet van mij vervreemd. Terwijl ik het veel belangrijker vind om een discussie te hebben over de meer complexe zaken. Ja of nee zeggen kan iedereen, generalisaties doen ook. Ik vind het juist belangrijk dat we niet gelijk een mening hebben, maar discussies kunnen voeren. Ik vind het belangrijk dat we, als alles dicht is, en er geen eind lijkt te komen aan de situatie, kunnen zuchten en kunnen denken: maar in ieder geval kan ik nog even naar het plein met mijn thermoskan koffie en misschien maak ik daar een praatje. Misschien heb ik zelfs een discussie en leer ik iets over het perspectief van de ander. Misschien kom ik tot begrip en ieder geval zal ik me daar minder alleen voelen, en meer onderdeel van een geheel. In ieder geval is er een plek waar ik naartoe kan om even mensen te zien die hier ook leven. En is er een plek waar ik ook straks heen kan zonder dat er direct iemand in mijn nek staat te hijgen om te horen waarvoor ik nu eigenlijk mijn portemonnee kom trekken.
Komende week mag er gestemd worden. Terwijl ik mij door de partijprogramma’s worstel valt me op dat zelfs bij de meest sociale partijen niet een paragraaf te vinden is over hoe we met elkaar samenleven, behalve om iets te zeggen over integratie en immigratie van nieuwkomers. Maar hoe leven wij samen, nu en hier, met wie er al is, los van nationaliteit of achtergrond of culturele aard? Hoe kan het dat je niet meer een gesprek kan voeren met iemand en verschillende meningen kunt hebben zonder direct uit de bubbel geschopt te worden? Waar is mijn plein?
Natuurlijk trof ik een buitengewoon kinderachtige man, maar hij is niet de eerste van wie ik zo’n reactie krijg bij een verschil van mening. Ik vond het echt jammer, want ik had gehoopt op nieuwe inzichten en standpunten. Op een verrijking van mijzelf door de interactie met een ander. Gelukkig is er ook een klein sprankje hoop: tegenwoordig kom ik een keer per maand samen met een clubje vrouwen om artikelen te bediscussiëren die we hebben gelezen. Precies om wél meningen uit te wisselen, en om wél te luisteren naar elkaars inzichten, om wél zelf rijker te worden van wat je hoort van een ander. Jaren geleden had ik met een vriendin een plan om een organisatie te starten om het te hebben over discussiëren en verhalen vertellen en luisteren. Het was zo’n plan dat je verzint om twee uur ‘s nachts en waar je het nog eens over hebt, omdat het eigenlijk wel echt een goed idee is, maar dat vervolgens nooit vleugels krijgt. Over zulke plannen moet ik ook nog eens goed nadenken, want hoe kan het dat er zoveel ideeën zijn en dat er zo weinig van komt in de praktijk? Dat is voor een andere keer. Voor nu denk ik dat de nieuwe leesclub een goeie start is, en neem ik me voor dat idee van ooit niet te vergeten. Al is het maar om mezelf wat perspectief te bieden in een situatie die langer zal voortduren dan de coronacrisis.
Linkerarm omhoog!’
Ik zwiep mijn linkerarm om hoog tot hij schuin boven mijn hoofd uitsteekt. Naast mij, onder mij en verderop in de halve cirkel die deze flat vormt doen mensen hetzelfde.
We zwiepen collectief weer naar beneden, onhandig en net niet helemaal synchroon.
‘Als je het kunt til je je rechterbeen op. Houd je vast aan de balustrade en tap naar achteren.’
De dame op het grasveld heeft een megafoon en ze roept ons dingen toe, zodat we blijven bewegen. Het is denk ik de gemakkelijkste manier om oude mensen goedkoop te laten bewegen. Het kost maar één enkel mens, en in principe is iedereen die ze op tijd het balkon op geslingerd krijgen gelijk slachtoffer van de bewegingsterreur van de verzorgers. Iedere beweging is een instructie om een nieuw fysiek trucje uit te halen, en voor het eerst begrijp ik hoe een orka zich moet voelen in een dolfinarium.
Ik ben de hele dag al net niet woedend. Ik heb stekels in mijn lijf die er bij het minste of geringste uit zullen springen om je dood te steken zoals je de Prince of Persia regelmatig hebt zien sterven. Ik ben alleen thuis, maar ik ben vandaag desondanks al woedend geweest op: de fietsendrager van mijn buren; het luik van de waterput waar ik mijn stand moest opmeten; de kat die naar buiten wilde en toen weer naar binnen, oh nee toch maar naar buiten, mag ik weer naar binnen?; de huissleutel; mijn bh die te klein is om huissleutels adequaat vast te houden bij gebrek aan zakken; mijn joggingbroek zonder zakken; de EU; iemand die aandacht vroeg voor slavernij toen iemand anders iets schreef over haar bezoek aan Auschwitz; mijn eigen schrijfstijl; mijn trui; mensen die mijn gevel herstellen en geluid produceren dat bij hun werk hoort; mijn oren die gevoelig zijn voor geluiden; een man met wie ik een date had die te laat kwam en naar zwerver rook, en binnen twee minuten vertelde over hoe je een zeil moet maken dat je over een sloep heen kunt trekken, en nu niet ophoudt met contact te zoeken ook al was ik overduidelijk niet geïnteresseerd en heb ik zelfs een zieke vriendin verzonnen om de date ten einde te kunnen brengen, en meest recentelijk op mijn vingers omdat ze geen barré akkoorden kunnen terwijl ik liedjes wil spelen waarin barré akkoorden zitten.
Mijn zus zegt dat het komt omdat het vanavond een supermaan is en dat je dan extra veel gevoelens hebt, en dat zou zo kunnen zijn als ik geloofde in onzin, maar dat doe ik jammer genoeg niet dus ik kan de maan niet de schuld geven van mijn schierfurie of stekelrust of bijnagressie. Als ik niet zo geschierriteerd was zou ik aardiger zijn over wat mijn zus gelooft, maar dat is momenteel helaas geen optie.
Ik zou mezelf in de ogen moeten kijken en daarin dan moeten zien wat het echte antwoord is, ware het niet dat ik vermoed dat ik dan de spiegel kapot zou slaan omdat mijn spiegelbeeld me niet aanstaat en de spiegel trouwens ook niet.
Nou ja, er zit niets anders op dan deze dag uit te zingen met jeuk op mijn ergernis. Om mezelf wat kalmer te maken heb ik al een boze brief geschreven aan de EU commissaris voor gezondheid en heb ik dingen gezegd over slavernij en Auschwitz, wat tegen alle verwachtingen in wonderwel goed uitpakte en leidde tot een verzoenmoment.
Toch zou ik hopen dat er ergens een soort contact-me-niet register bestond waar je je kunt aanmelden op een dag als deze, niet voor jezelf, maar om anderen tegen je in bescherming te nemen. Het zou vandaag handig zijn als e-mails die ik stuur niet aankomen, dat ik niet op social media kan; dat ik niemand kan bereiken en dat ik in het geheel niet bereikbaar ben voor wie mij wil bereiken, want ik moet er niet aan denken wat er gaat gebeuren als bij mij vandaag de telefoon gaat of de deurbel klinkt. Bij voorbaat excuses.
Ik heb geen televisie. Dat wil zeggen, ik heb nog wel het fysieke object dat mij vanuit de Expedit graag verwijtend aankijkt over het gebrek aan aandacht dat ik hem schenk, maar geen abonnement, dus geen beeld. Soms gaan die dingen zo. Soms doe je iets heel lang wel, en dan komt er een tijd om ermee op te houden, omdat de tijden veranderd zijn.
Op tv niet langer leuke National Geographic documentaires over graancirkels of vampiers, met de belofte van een spannende onthulling, altijd in het volgende stukje, dat nooit komt, omdat het programma steeds per ongeluk al is afgelopen voordat er iets onthuld kan worden. Gelukkig weten we sinds Johan Remkes natuurlijk al dat vampiers echt zijn, en nu ook Rudy Giuliani zijn ware aard onthuld heeft, hoef ik dat laatste stukje tv echt niet meer te zien. Tot voor kort was ik dus tevreden met mijn abonnementloze leven.
Maar, nu vraag ik me af of ik weer een abonnement moet afsluiten, voor het programma waar naar het schijnt half Nederland van wakker ligt. Een stel verlegen agrariërs die het maar niet lukt om aan de vrouw te komen. Ze zijn sympathiek, met een aandoenlijke sociale onhandigheid. Dat je je met zo’n menselijk profiel afvraagt waarom die mannen geen leuke partner weten te vinden.Ik heb het programma nooit eerder gezien, maar dit jaar wil ik per se ik van de partij zijn.
Dit jaar, dat kan niet anders, móet er wel een keer een glimpje te zien zijn van een echte boer; een glimpje dat lijkt op dat van die incels.
Dat is ook zo’n groepje buitengewoon sympathieke lieden, ‘involuntary celibates’, die op internet zich verzamelen en dan elkaar bevestigen in dat niet zij, maar de rest van de wereld het bij het verkeerde eind heeft. Zij zouden de partner van hun dromen moeten krijgen, want ze zijn toch leuk en lief en intelligent en aardig? Maar ja, vrouwen zijn kuthoeren en laten we niet beginnen over de mannen die het wel lukt een partner te krijgen; oplichters, valse klootzakken zijn het.
Het kan niet anders dan dat we dit seizoen Boer zoekt Vrouw zo’n boertje te zien krijgen. Die ineens laat doorschemeren dat hij het eigenlijk heel vreemd vindt dat je zou stoppen met iets te doen dat je heel lang wel hebt gedaan. Dat de tijden heus niet veranderen, want op de boerderij staat de tijd nu eenmaal stil. Haha, nee, natuurlijk gaat hij het gras niet met de hand inzaaien en gaat hij zijn koeien niet met de hand melken. Hij komt niet uit het jaar kruik. Klaver? Ja, prima voor de koeien. Maar laat hem niet beginnen over die uit Den Haag, want daar heeft hij nog een appeltje mee te schillen, ware het niet dat hij veehouder is en dat je voor appels bij hem van hiernaast moet zijn. Het is maar twee kilometer, misschien wil je even mee op de trekker? Hij moet toch onderweg om democratisch besloten wetgeving omver te rijden, dus je kunt net zo goed even mee.
Oh, en hij snapt trouwens ook niet waarom niemand zin heeft om met hem te neuken, want hij is hartstikke gezellig, als hij niet bezig is een paar gemeenteraadsleden te intimideren, deuren te vernielen, koeien te slachten, of valse waarheden te kalken op een plank om er mee de boer op te gaan naar het Malieveld. Iedere stem van een agrariër telt honderdvoud. Wat zeg ik? Duizendvoud! Waarom zijn ze in de stad zo stupide dat ze dat niet snappen? En die blonde miep maar giechelen, want wat moet je anders als je een propaganda-machine bent?
De opnames van het nieuwe seizoen zijn in volle gang, en er komt waarschijnlijk een live preview event binnenkort in Amsterdam. Ik stel voor dat de stad voor de gelegenheid een paar van haar meest begeerlijke kuthoeren beschikbaar stelt om de boeren het hoofd op hol te brengen, hopelijk nog voordat het monument op de Dam kapotgereden wordt. Gewoon, als vanouds, gein op het plein, want als de vooruitgang stilstaat kunnen we maar beter oude tijden doen herleven. Nu alvast hulde aan de vastberaden, barmhartige, heldhaftige vrouwen die zich opofferen voor het grotere goed. Voor de boeren die dan die avond tevreden naar huis gaan met een rondborstige Malle Babbe op de trekker zodat wij even verder kunnen met de gevolgen van stikstofuitstoot, totdat we weer allemaal aan de buis gekluisterd zitten te kijken naar de agrariër op zoek naar een vulva om zijn frustratie in te spuiten zonder dat hij ervoor hoeft te betalen. De boeren tevreden, wij tevreden, mijn televisie tevreden; ik kan niet wachten! Zullen we het zo doen, mevrouw Halsema?
We waren op bezoek in de dierentuin met de eerste klas van de middelbare school, een plek die ik sowieso al niet zo goed verteer. Toen we de verplichte opdrachten hadden gemaakt verdwenen mijn beste vriendin en ik in de kinderboerderij waar we de hele middag praatten met de medewerkers en mochten helpen bij het verzorgen van de dieren. Daar, in die kinderboerderij, op die dag, besloot ik dat ik nooit meer vlees kon eten. Wat volgde waren ongetwijfeld onhandige jaren voor mijn moeder, die ineens apart voor mij dingen moest koken, maar daar heeft ze nooit over geklaagd. Als we naar een restaurant gingen was ik ook een lastpost, en voelde ik me bezwaard, omdat we van tevoren apart moesten bellen dat er ‘een vegetariër’ mee kwam, en daar waren de meeste restaurants niet op ingesteld. Jarenlang was er maar één gerecht in alle restaurants voor de incidentele vegetariër, dus ik wist altijd al wat ik zou krijgen: preitaart. Voor wie dat nog nooit heeft gehad, ik kan het alleen maar beschrijven als de beste maaltijd om iemand voor te schotelen als je wil dat ze weer vlees gaan eten. Maar ik brak niet. Ik heb me door jaren van preitaart heen geworsteld waardoor ik er nu een levenslange aversie van heb. Een paar jaar later kwam er een tweede gerecht bij: een hele geitenkaas uit de oven met honing uit een knijpfles en een paar walnoten eroverheen gestrooid alsof iemand ze per ongeluk had laten vallen. Na drie happen van dit gerecht was je zo vol dat je nooit meer wilde eten. Maar mijn rechtvaardigheidsgevoel was zo groot dat het nooit in mij op is gekomen dat ik ook weer vlees zou kunnen eten, en hoe meer ik wist over de bio-industrie en klimaatverandering hoe meer ik overtuigd raakte dat ik niet minder, maar juist meer moest doen. Het is een overtuiging die nog steeds in mij leeft, maar in de wetenschap dat ik me heb over te geven aan de beperktheid van wat mijn schouders kunnen dragen, wat mijn handen kunnen maken, wat mijn mond uit mijn maag kan besparen, en dat geen enkele ratio op kan tegen de volmaakte willekeur van het leven. In de afgelopen vijf dagen stapte mijn mijn neef samen met een vriend in de auto en reed een weg op, waar ze werden aangereden en ter plekke overleden; een vriendin die al een keer kanker had gehad hoorde dat het was teruggekomen en een van mijn liefste collega’s overleed na een lang ziekbed aan maagkanker. Hij was de tweede collega dit jaar die we verloren.
Ondertussen zag ik Greta Thunberg woedend en principieel op de VN top uithalen naar de leiders die niets doen en zichzelf zouden moeten schamen. En ik zag mensen applaudisseren. Dezelfde mensen die vervolgens opstaan en waarschijnlijk daarna heel decadent een luxe lunch geserveerd krijgen, waarna ze met elkaar door kunnen babbelen over het onderwerp zonder echt iets te bewerkstelligen. Immers, Severn Cullis-Suzuki zei min of meer hetzelfde als Thunberg in 1992, en de situatie is alleen maar nijpender geworden.
Ik kon ondertussen alleen maar aan denken aan wat ik zelf wil. Iets kapotmaken, dat er iets gebeurt op die klimaattop en dat er meer rechtvaardigheid is in de wereld, zodat mensen van achttien niet worden doodgereden, veel te jonge collega’s en vriendinnen en moeders niet zomaar kanker krijgen en dat Greta Thunberg en mijn neefje en nichtjes een wereld krijgen waarin ze kunnen wonen, ook als dat betekent dat je zelf even genoegen neemt met minder. Ik wenste het met heel mijn hart, maar de machteloosheid hield me in haar greep tot ik vast zat in mijn eigen hoofd en helemaal nergens meer toe kwam.
In een poging te ontsnappen aan mijn eigen kop en me over te geven aan de banaliteit van het leven besloot ik een afspraak te maken bij de kapper. Gewoon om even weg te zijn uit mijn huis waar de muren op me af kwamen; als ik maar hard genoeg fietste kon ik de machteloosheid misschien afschudden en anders was er daarna nog iemand die het met shampoo kon proberen. Mijn eigen kapper was niet beschikbaar, dus werd het een online zoektocht naar welke kapper de gelegenheid zou krijgen mij uit mijn eigen hoofd te trekken. En daar was het. De prijslijst. Precies op het goede moment, of het verkeerde moment, vanuit de kapper bezien. Nog voordat ik er erg in had, voordat ik me realiseerde dat ik gewoon iets meer rechtvaardigheid wil in de wereld, had ik al een melding ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens, met daarin een hele lijst van kappersketens die voor vrouwen andere prijzen hanteren dan voor mannen. Gewoon omdat ik geen eigen huis kan betalen dat ik klimaatneutraal kan maken, en ik al geen vlees en zuivel eet, en ik niets kan doen voor al die dooie en zieke mensen.
Goed, en het is maar een kapper-kwestie, het gaat alleen maar om iets lulligs, maar dan is het maar iets lulligs; al wordt het mijn dood, ik zal strijden voor rechtvaardigheid en gelijkheid voor alle mensen met haar op hun hoofd. Ik weet niet of ik de kappersmaffia achter mij aan krijg, waarvan algemeen bekend is dat het lieden zijn die buitengewoon veel scherpe dingen in hun bezit hebben, en die ook nog eens graag bij je nek houden; ik ben bereid dat risico te nemen.
Ik ben misschien niet Greta Thunberg of Severn Cullis-Suzuki, of een leider op de VN-top of een onderzoeker die kanker geneest en auto-ongelukken voorkomt, maar ik laat me toch godverdomme niet helemaal buitenspel zetten.
De toestand is voorspoedig. De Nederlandse teller stond in de afgelopen twee jaar op 2 (2017) en 7 (2019). In 2018 0, maar, laten we eerlijk zijn, dan tellen we de 26 van dat jaar, van iets zuidelijker niet mee. Denk eens aan al die rapportages waarin, in een zin een reeks landen genoemd wordt die een actieve en substantiële bijdrage leveren. Nederland staat daar dus altijd tussen. Twee en zeven. Zeven en twee. Goede aantallen om te marchanderen, en daar gaat het tenslotte om.
De toestand is inmiddels zodanig positief dat we er per 31 oktober collectief 66,9 miljoen op achteruit gaan, als alles gaat zoals Boris Johnson het plant, en laten we wel wezen, dat is een man die weet wat hij aan het doen is, dat zie je aan alles.
Natuurlijk, we kunnen raisonneren dat de toestand erg geweest is. Vreselijk zelfs. Maar dan denken we aan Tina Turner, en kunnen we denken zoals zij: “I had a terrible life, I just kept going. You just keep going and you hope that something will come. This came.” Volhouden, de moed erin houden, zelfs als alles tegen lijkt te zitten, dat is waar wij Nederlanders van gemaakt zijn. En laten we wel zijn. Voor die zeven en die twee, of twee en zeven afhankelijk van welke kant je op kijkt, maakt het ook alle verschil. Dat komt wel door ons hè? Dat hebben wij gedaan met z’n allen. De Nederlandse waarden klinken luid en duidelijk door de hele toestand heen. Democratie! Moraal! Humaniteit!
Nu hoor ik u vragen, maar wat te denken van die half miljoen die nog in Libië zitten en wachten op ‘herplaatsing’? Denkt u daar nu maar niet te veel aan, straks krijgt u nog van die onhollandse rimpels in uw mooie gezichtje. Die half miljoen staan alleen in de boeken van Libië en Het Collectief. Ok, misschien dat we er volgend jaar hier dan nog eentje kunnen doen, maar dat moet dan wel echt de laatste zijn. Een weesje. Dat zijn eigenlijk de mooiste. Door God verlaten, eenzaam en alleen, dwalend in de woestijn als een Mozes van de 21e eeuw, uiteindelijk aankomend in het Beloofde Land. Mooi voor een verhaal op tv of een goede foto met hashtag met een van onze vertegenwoordigers, en buitengewoon geschikt voor een kader met een persoonlijk verhaal in het jaarverslag als toevoeging op de cijfers. Ik wil maar zeggen: Het Collectief heeft een plan en wij dragen eraan bij, dat mag ook wel een keer onderstreept worden, want onder aan die streep levert dat resultaat op, hoe je het ook wendt of keert.
Dag allemaal,
Iedereen die op mijn mailinglijst staat is vandaag gespamd met berichten van mij. Ik heb mijn werk van Vileine op deze site gelinkt, en ik kon de meldingen hiervoor niet handmatig uitzetten. Excuses voor de overlast.
Groet, Winnie
Vandaag las ik in de New York Times een artikel met de titel Organoids Are Not Brains. How Are They Making Brain Waves? Blijkbaar hebben een aantal wetenschappers hersencellen gekweekt ter grote van een speldenkop en die de ruimte in geschoten, waarna een hoopvolle wetenschapper nu denkt dat ze zich als muizen vermenigvuldigen en er straks een doosje op aarde landt met veel grotere organoïden. Dat is nog tot daaraan toe. Maar de speldenkopjes blijken ook nog hersengolven te vertonen, tot grote verbazing van de wetenschappers. Het verbaast mij ten zeerste niet. Het zou niet de eerste keer zijn dat iets dat overduidelijk geen hersenen bevat toch in staat is een activiteitenpatroon te vertonen dat lijkt op dat van een prematuur geboren kind. Allereerst gaan de gedachten van ons allen natuurlijk uit naar de president van de Verenigde Staten. De president die in een tweet eerder vandaag verwees naar de media als “beyond fake, they are corrupt” direct nadat hij nog wat racistische dingen over een viertal congresleden had geroepen. We kunnen in zo’n geval alleen maar concluderen dat er inderdaad sprake is van iets dat lijkt op hersenactiviteit, en dat zou moeten worden toegejuicht. Zoals iedereen weet moedig je een kind in de eerste staten van haar ontwikkeling aan door bij het minste of geringste met een blik van verwondering toe te kijken en een kreet van aanmoediging te slaken: “knap hoor!” Helaas heeft de heer Trump gelijk als hij zegt men te kritisch is; op zijn ontwikkelingsniveau past een andere vorm van bejegening waar de journalisten, jammer voor Trump, nu eenmaal niet bekend mee zijn. Om diezelfde reden groeien alle kinderen van journalisten voor galg en rad op, en horen we niet zelden de verhalen van tienerzoons en -dochters van Telegraaf journalisten die inbreken in woonboten en daarna wekenlang als voortvluchtigen onder bruggen slapen op kartonnen dozen, totdat ze uiteindelijk voor het gerecht worden gesleept, al waar ongerapporteerde doofpotcriminelen door middel van politieke druk en handjeklap er voor zullen zorgen dat u en ik nooit van deze affaires zullen horen.
Maar Trump staat niet alleen in dezen. Wat te denken van Poolse premier Mateusz Morawiecki, vandaag de start van de de Tweede Wereldoorlog herdenkend, die niet al te lang geleden nog riep dat teruggave van eigendommen aan Joodse slachtoffers van diezelfde Tweede Wereldoorlog of hun nabestaanden een “overwinning voor Hitler” zou zijn? Wellicht zouden we de hoopvolle wetenschapper kunnen vragen of we Morawiecki ook de ruimte in mogen schieten om te kijken of hij daar beter van wordt. Hoop is immers dat waar we ons aan vast moeten houden in deze bange tijden. Bolsonaro? Veel meer dan een speldenkopje activiteit kan daar niet in zitten, en dan meet ik me de pretentie aan me bescheiden uit te drukken. Dichter bij huis vinden we Baudet, en al die mensen die een sigaret van metaal hebben die ze een ‘vapor’ noemen. Van beiden blijk je van verkeerd gebruik de volgende symptomen te kunnen krijgen: moeilijk ademen, duizeligheid, kortademigheid, pijn op de borst, hoesten, overgeven en diarree. Zij die gezegend zijn met meer dan een speldenkopje hersengolven zouden er eens over na kunnen denken Baudet zelf te voorzien van een vaping-device. Die man is immers ook een keer per jaar jarig, en één en één is twee, ook voor minimale hersengolfjes.
Mocht u zich na het lezen van dit artikel afvragen waarom u zelf niet op al deze dingen bent gekomen, dan is er goed nieuws: de eerste commerciële ruimtevaarten staan voor dit jaar gepland, en kosten slechts een kwart miljoen dollar.
De kunst van het kunstenaar zijn is je eindeloos bezig houden met het perfectioneren van het begin van je werk, aldus Robert Henri in zijn boek The Art Spirit. Als je niet begint, kun je ook geen midden maken en al helemaal geen eind. Zelfs als je met het einde begint is er een begin, en dat begin moet geperfectioneerd worden. Je kunt weigeren te starten, maar als je daar ruchtbaarheid aan geeft ben je al begonnen. Dat kleine kloddertje verf hier in de hoek, dat is het begin, of je het nou wil of niet. Het lacht naar je, grijnst, valsig misschien wel, terwijl het zijn waterige kleur over je pagina uitspreidt en langzaam de overhand krijgt. Deze onappetijtelijke vlek had helemaal niet het begin moeten zijn. Het begin had beter moeten zijn, mooier, eleganter, met veel meer zeggingskracht zodat je er gelijk helemaal in zit. Maar ja, dit is nu eenmaal het begin, en het enige dat je nu nog kan doen is het perfectioneren. Met een goed idee, of welk idee dan ook, alles is beter dan die rare vlek. Misschien nog even wachten tot het perfecte idee je te binnenschiet. Gewoon even wachten. En wachten. En wachten.
En daar zit je dan te wachten, op het perfecte begin, als een man met een grijsbruine Stetson en een lange regenjas die op de bus wacht terwijl het al urenlang miezert. Zo’n man die onverstoorbaar staat, handen in de zakken, voor zich uit starend, in gedachten over god weet wat. Zo’n man die je doet realiseren dat alle andere mensen net zo’n rijke innerlijke belevingswereld hebben als jijzelf, die voor jou voor altijd verborgen zal blijven. Een man die net te oud is om nog soepel te kunnen worden met een smartphone; hij was al blij dat hij die telefoon met die knopjes onder de knie had. Bellen lukt nog best, alleen al die andere dingen gaan met een slakkentempo, weet hij zelf ook, maar zo is het nu eenmaal. Hij telt zijn stappen niet, hij houdt zijn calorieën niet bij, hij maakt foto’s van momenten die nét voorbij gegaan zijn, en altijd zonder filter. Zoals het leven op zijn mooist is, vluchtig en ongeregistreerd. Als je het hem zou vragen zou hij je de beste verhalen kunnen vertellen over zijn leven, zoals alleen mensen die een Stetson dragen dat kunnen. Het soort verhalen waarvan je gelijk denkt: ja! dat doet ertoe, met een suspense die je nooit zou hebben bij de verhalen van een tweeëndertigjarige marketingmedewerker met een te strak wit t-shirt en een fedora van de Zara (je weet wie ik bedoel. Grijs wollen pantalon en hij heet Cheaien, maar dat spreek je uit als Kian. Kan hij natuurlijk ook niks aan doen, maar toch.) Hij zou je kunnen vertellen over de ontvoering of over die keer dat hij net te laat was, en het maakt dan niet eens meer uit waarvoor, omdat hij een stem heeft waar je eindeloos naar zou kunnen luisteren. Hij zou je moeiteloos kunnen helpen met je cryptogram. ‘S nachts een angstaanjagend dier? ‘Nachtmerrie!’ roept hij gelijk. Job’s idee? ‘Banenplan!’ Iemand die kan klaverjassen als geen ander, maar zich er niet op laat voorstaan. Tenzij je het vraagt, want eigenlijk is hij er best trots op dat hij zo vaak wint en hij had het nog geleerd van zijn vader en over hem heeft hij ook nog wel een paar dingen te vertellen, nu hij er toch over begonnen is. Iets met streng, maar rechtvaardig. Stal een boot met aardappelen van de Duitsers in de oorlog. Intimiderend, vond hij als jongetje. Of misschien is indrukwekkend een beter woord? Hij weet het niet. Misschien allebei. Hij praat alsof hij ieder woord zorgvuldig heeft afgewogen, en tegelijkertijd alsof het gewoon uit zijn mond rolt, zonder dat hij er moeite voor hoeft te doen. Terwijl jij stamelt en hakkelt, voor je gevoel dan. In ieder geval niets hebt van de vlotte babbel van Kian, laat staan van de welbespraaktheid van een man met een Stetson. Hij zou het hoofdpersonage kunnen zijn, of een man waar je toevallig even naar keek terwijl je zelf stond te wachten of je overleden opa of je andere overleden opa of een combinatie van die vier. Maar hoe dan ook staat hij daar onverstoorbaar te wachten, geduldig, alsof hij iets meer weet dan jij. Alsof hij weet hoe het begint; alleen nog wacht tot het licht dimt, het toneel oplicht, de stilte begint te overheersen en dan doorbroken wordt als de eerste woorden vallen. Terwijl jij nog staart naar die vlek, waarvan je niet weet of het een toneel is of een schilderij of een tekst; terwijl jij die vlek nog aan het perfectioneren bent, omdat je zo stom was met het begin te beginnen, terwijl je had moeten beginnen met die man met de Stetson, want toen begon er pas echt iets.
© 2025 Ondoenlijk
Theme by Anders Noren — Up ↑