Ondoenlijk

Winnie's website

Tag: boos

Schierfurie

Ik ben de hele dag al net niet woedend. Ik heb stekels in mijn lijf die er bij het minste of geringste uit zullen springen om je dood te steken zoals je de Prince of Persia regelmatig hebt zien sterven. Ik ben alleen thuis, maar ik ben vandaag desondanks al woedend geweest op: de fietsendrager van mijn buren; het luik van de waterput waar ik mijn stand moest opmeten; de kat die naar buiten wilde en toen weer naar binnen, oh nee toch maar naar buiten, mag ik weer naar binnen?; de huissleutel; mijn bh die te klein is om huissleutels adequaat vast te houden bij gebrek aan zakken; mijn joggingbroek zonder zakken; de EU; iemand die aandacht vroeg voor slavernij toen iemand anders iets schreef over haar bezoek aan Auschwitz; mijn eigen schrijfstijl; mijn trui; mensen die mijn gevel herstellen en geluid produceren dat bij hun werk hoort; mijn oren die gevoelig zijn voor geluiden; een man met wie ik een date had die te laat kwam en naar zwerver rook, en binnen twee minuten vertelde over hoe je een zeil moet maken dat je over een sloep heen kunt trekken, en nu niet ophoudt met contact te zoeken ook al was ik overduidelijk niet geïnteresseerd en heb ik zelfs een zieke vriendin verzonnen om de date ten einde te kunnen brengen, en meest recentelijk op mijn vingers omdat ze geen barré akkoorden kunnen terwijl ik liedjes wil spelen waarin barré akkoorden zitten.
Mijn zus zegt dat het komt omdat het vanavond een supermaan is en dat je dan extra veel gevoelens hebt, en dat zou zo kunnen zijn als ik geloofde in onzin, maar dat doe ik jammer genoeg niet dus ik kan de maan niet de schuld geven van mijn schierfurie of stekelrust of bijnagressie. Als ik niet zo geschierriteerd was zou ik aardiger zijn over wat mijn zus gelooft, maar dat is momenteel helaas geen optie.
Ik zou mezelf in de ogen moeten kijken en daarin dan moeten zien wat het echte antwoord is, ware het niet dat ik vermoed dat ik dan de spiegel kapot zou slaan omdat mijn spiegelbeeld me niet aanstaat en de spiegel trouwens ook niet.

Nou ja, er zit niets anders op dan deze dag uit te zingen met jeuk op mijn ergernis. Om mezelf wat kalmer te maken heb ik al een boze brief geschreven aan de EU commissaris voor gezondheid en heb ik dingen gezegd over slavernij en Auschwitz, wat tegen alle verwachtingen in wonderwel goed uitpakte en leidde tot een verzoenmoment.
Toch zou ik hopen dat er ergens een soort contact-me-niet register bestond waar je je kunt aanmelden op een dag als deze, niet voor jezelf, maar om anderen tegen je in bescherming te nemen. Het zou vandaag handig zijn als e-mails die ik stuur niet aankomen, dat ik niet op social media kan; dat ik niemand kan bereiken en dat ik in het geheel niet bereikbaar ben voor wie mij wil bereiken, want ik moet er niet aan denken wat er gaat gebeuren als bij mij vandaag de telefoon gaat of de deurbel klinkt. Bij voorbaat excuses.

Superhoogbeangstnervragielwardenooknogspastisch

Deze blog heeft de bijsmaak gekregen nog wel eens grappig te zijn en dat wil ik graag zou houden. Jammer genoeg is het met de leukheid in mijn leven al een tijdje ver beneden het laagste punt waarvan ik dacht dat ik er nooit zou komen. Maar godverdomme dit gaat een grappig stukje worden, want mijn oude buurvrouw rekent erop dat ik grappig ben en mijn moeder leest dit en er zitten collega’s op mijn Facebook die dit zomaar zouden kunnen lezen en ik ben trouwens sowieso de luchtigheid zelve godverdegodverdefuckfuckkut.

Ik weet niet hoe het zover is gekomen, maar wel dat ik sinds begin dit jaar meer dan ooit me als een idioot aan het voelen en gedragen ben en me daarna kapot schaam, zelfs als ik eraan terugdenk. Om een beeld te schetsen van wat ik bedoel, hier een paar voorbeelden: begin dit jaar zei iemand tegen me dat ze verliefd op me was. Het was erg aardig en ze nam een geurkaars voor me mee, alleen ik val niet op vrouwen en ik was dus ook niet verliefd op haar. Maar in plaats van dat ik haar kon troosten, moest ik zelf keihard huilen en ik wist niet waarom en toen werd zij boos omdat zij, volkomen terecht, vond dat de verkeerde persoon aan het huilen was. Toen huilden we allebei heel hard en daarna durfde ik niet meer zo goed tegen haar te praten, omdat ik nog steeds niet weet waarom ik zo vreselijk onbedaarlijk moest huilen.
In dit voorjaar datete ik korte tijd een man die gelukkig superlief was, want anders had hij er vast iets over gezegd toen we een keer wakker werden en hij naar de wc moest en ik toen in een vlaag van onverklaarbare angst en totale verwarring daarover met hem mee ging en me toen tegelijkertijd zo schaamde dat ik, in plaats van het gewoon te zeggen en er misschien samen om te lachen, hem niet aan kon kijken en dus maar een wimper uit mijn oog begon te peuteren terwijl hij zijn ding deed. Of over het feit dat ik hem veel vaker een berichtje stuurde dan hij mij, terwijl ik gewoon een leven heb en normaal gesproken een signaal om even rustig aan te doen echt wel weet te ontvangen, maar blijkbaar niet als ik heel graag een herkansing wil om te bewijzen (nog het meest aan mezelf) dat ik wel normaal ben. Je begrijpt dat het niets is geworden. Jammer, want we pasten volgens mij goed bij elkaar en in mijn normale doen ben ik best leuk, maar dat weet hij dus niet. En ik had dat nog wel willen uitleggen, maar stel jezelf even voor als ontvanger van deze voicemail: ‘Hoi, ik wilde alleen maar even zeggen dat ik normaal gesproken dus niet met mensen mee de wc in loop en andere ongemakkelijke situaties veroorzaak. Zullen we het nog een keer proberen? Bel me als je dit hoort.’ Ja, joe.
In de zomer dacht ik dat het een goed idee was nog een keer met iemand te daten. Dat was natuurlijk een illusie, maar ik was nog jong. In het kader van discretie ga ik hier niet al te ver over uitweiden, maar die man had ten eerste waarschijnlijk een vriendin thuis, en ik kreeg het maar niet voor elkaar hem daarmee te confronteren zodat ik er een eind aan kon maken, omdat ik mezelf er niet toe kon aanzetten, en ten tweede; de seks leek meer op verkrachting dan op seks en het was buitengewoon onplezierig, maar ik daarover kon ik natuurlijk weer niets zeggen dus het enige wat ik kon doen was wierook branden om zijn aura uit mijn huis te jagen. Ik heb er nog even aan gedacht misschien met zo’n klankschaal door mijn huis te chanten, maar eigenlijk weet ik niet wat het effect daarvan is, en met mijn geluk zul je net zien dat ik Lucifer sommeer en dan mag kiezen: of een voortand zoals een narwal, of voortaan met twee grote hoorns van een ram door het leven of mijn ziel verkopen. Hoewel ik me dan ook wel kan voorstellen dat ik optie drie kies, en dat hij dan zegt dat hij mijn ziel niet hoeft omdat die te duister is voor de hel.
Ik had gehoopt dat dit grappiger was dan het nu is, maar dat is het niet. Godverkut.

Oké, sorry, ik zal ergens anders beginnen:
Ondanks dat ik me na een tijdje iets beter begon te voelen op het gebied van onverklaarbare nervositeit kon ik me niet goed over mijn angst voor nog meer angst en mijn gevoel van totale vernedering heenzetten. Van de weeromstuit ben ik naar de huisarts gegaan die na 2 minuten zei dat ik hoogbegaafd en niet goed bij mijn hoofd ben. Of althans, dat het hem een goed idee leek als ik even met de POH-psycholoog ging praten. Persoonlijk vermoed ik dat de bezoekjes aan de huisarts en de psycholoog mijn humor geen goed hebben gedaan. Zelfspot en sarcasme, waar ik in ieder geval nog enige verlichting uit haal, zijn daar totaal niet op hun plaats. Dus als de psycholoog mij vraagt of ik sport zeg ik gewoon ‘ja’, in plaats van ‘ik ren weg voor mijn problemen’ en ‘gisteren heb ik zoveel gehuild dat ik spierpijn in mijn traanbuisjes heb’ en als ze vraagt of ik nog ergens plezier uit haal zeg ik iets oprechts als ‘uit zingen en werk en leuke mensen om me heen’, in plaats van iets lekker zwartgalligs als ‘de eerste 30 seconden van mijn dag voordat angst en depressie over mijn angst hun intrede doen.’
Daarnaast ben ik inmiddels mijn excuses steeds aan het aanbieden aan mensen, omdat ik teveel van dit soort echte informatie deel en die mensen daar natuurlijk ook niet op zitten te wachten. En als ik dan mijn excuses aanbied doe ik dat op zo’n manier dat ik daarbij ook weer teveel informatie deel. Het is allemaal een grote humorloze bende en daarom kan ik dus ook de hele tijd geen nieuwe dingen schrijven. Zie je, dit is ook niet grappig en vol met informatie die je helemaal niet lezen wil over zo’n luchtig, grappig, levenslustig persoon als ik.

Tot overmaat van ramp moet ik ook nog op vakantie naar Thailand. Een reis die ik heb geboekt eind september, in een opleving van mijn oude ik. Ondertussen heb ik al zes keer geprobeerd om eraf te komen, maar dat kan helaas niet, dus ik ga gewoon, want wat er ook met mij aan de hand kan zijn; hoogbegaafd of irrationeel nerveus en fragiel of verward en spastisch in sociale situaties of alles tegelijk of niets van dat alles, ik ga toch echt geen 550 euro aan een ticket uitgeven en er geen gebruik van maken. En ik zal je een ding zeggen: als ik terugkom ben ik gewoon leuk en gezellig en normaal en verpletterend aantrekkelijk en onweerstaanbaar grappig en lief en sexy en zorgzaam en meelevend met de juiste mensen en streng als het nodig is, en eventueel zelfs met grote hoorns van een ram of de tand van een narwal. En dan ga ik een stukje schrijven dat zo grappig is dat je godtyfusteringkuthoeren gewoon van je stoel valt van het lachen.

Sociale haast

Terwijl ik nog aan het ‘payslappen’ was (de leuke, want zelfbedachte, term voor ‘contactloos betalen’) lagen mijn boodschappen elkaar al in de weg op de rolband en begon de kassière met iets meer kracht dat wat mij betreft noodzakelijk was mijn boodschappen aan de kant te schuiven met de boodschappenbandsplitser. Ze vielen in een armzalig hoekje naast wat folders van de supermarkt, die altijd om onverklaarbare redenen precies daar liggen waar je er niets meer aan hebt zo’n folder tegen te komen. Ondanks dat het payslappen vrij snel verloopt, ben je toch altijd te laat voor wat vroeger het geoliede systeem was waarmee je je boodschappen al had ingepakt voordat je moest betalen. Ik kreeg de bon in mijn handen geduwd en spoedde mij naar de hoek waar mijn boodschappen op sisyfusiaanse wijze steeds maar bleven aanspoelen op  het metalen plaatje met de folders. Ik voelde me gehaast en begon als een wilde mijn boodschappen in de tas te proppen, terwijl ik hier en daar schichtig om me heen keek of mensen zich al begonnen te ergeren aan hoe langzaam ik was. Ik namelijk wel. Uiteindelijk vertrok ik, niet veel later, uit de supermarkt met, naar ik vermoed, een wat rood aangelopen hoofd en het gevoel dat ik totaal ongeschikt was om de oorzaak te zijn van dergelijke vormen van sociale obstructie. Ik heb nooit liever mijn boodschappen snel in een tas willen stoppen, en sinds we overal onze eigen tasjes mee naartoe moeten nemen merk ik dat ik steeds vaker last heb van dit soort sociale haast. Weg is de tak-tak-tak handeling van betalen, de kassabediende die je nieuwe kledingstuk opvouwt en in een tasje stopt en precies op het moment dat je betaling akkoord is het tasje aan je overhandigd, zodat alles soepel samenkomt en je zonder meer tijd dan nodig ruimte inneemt bij de kassa. Sociale haast. Geen echte haast, want je hoeft niet per se nu meteen weg, als die rij met mensen achter je je niet zo aan zou staren als ware je de vrouw met de baard  in een jaren ’20 rariteitenkabinet. Of misschien gewoon ‘de vrouw met haast’ in een jaren ’20 rariteitenkabinet.
Mijn zusje ging vorige week haar kranten wegbrengen. Terwijl ze bezig was bij de papierbak kwam de vrachtwagen aangereden die de papierbak altijd komt legen. Ze probeerde wat sneller te werken. De vrachtwagen stond voor haar en ze zag de mannen in de cabine wachten tot zij klaar was met haar spullen. Misschien wachtten ze wel geduldig. Misschien dacht mijn zusje van niet. Misschien dacht mijn zusje wel dat ze nu even op moest schieten met het wegbrengen van haar papier en probeerde ze het papier sneller door de altijd-te-zwaar-ingestelde klep te duwen, waardoor haar hand nog even bleef hangen en wat dikkig en rood uit de papierbak getrokken moest worden. Misschien duurde het daardoor nog wel langer dan het had geduurd als ze rustig aan had gedaan. Misschien werd ze nerveus en gestrest en wilde ze dat ze eigenlijk helemaal niet daar was op dat moment en was ze liever even opzij gestapt zodat de vrachtwagen vrij spel kon hebben en zij daarna in alle rust haar kranten kon weggooien, omdat kranten in een bak stoppen nog nooit zo’n grote motorische opdracht was geweest als nu. Sociale haast dus; ook zij is er niet ongevoelig voor. Dat gevoel dat iedereen op je staat te wachten en dat je dan moet opschieten, maar dat je echt niet sneller kunt, maar dat dat dan nog steeds niet snel genoeg is. Dat je net even iets te lang ergens bent waar je voor je gevoel al weg had moeten zijn, terwijl je gebogen gaat onder de staar van medemensen die veel minder ‘mede-‘ zijn op dat moment dan je zou hopen, want je voelt geen enkele vorm van sympathie of medemenselijkheid in hun blik. En dus wil ik altijd extra aardig doen tegen mensen waarvan ik het gevoel heb dat zij ook sociale haast ervaren, zodat ze weten dat ik wel ‘mede-‘ ben, en wel begrip heb voor hun positie. Maar wee je gebeente als je langzaam bent en geen enkele aanstalten maakt je daarover ongemakkelijk te voelen terwijl ik sta te wachten, want dan ken ik geen genade.
Ik wil niet zo zijn, maar juist omdat andere mensen zich wel gehaast voelen vind ik dan dat de niet-gehaaste medemens zich net zo ongemakkelijk zou moeten voelen bij hun onkunde snel te werken als mensen die wel weten wat sociale haast is. Bijvoorbeeld de mensen die nog even een praatje pot gaan houden met de kassière in de Ikea op zaterdagmiddag. Als ‘sterf’ een emotie was, dan is dat de emotie die ik op dat moment ervaar. Waar ik het al helemaal heb is bij mensen die in het OV met hun verrekte rolkoffers lekker op vakantie komen in Amsterdam zonder het minste besef dat er ook mensen in de stad zijn die gewoon naar hun werk moeten en dat het liefst doen zonder dat ze iedere twee stappen als een paard over koffervormige hindernissen moeten hupsen, omdat toeristen nu eenmaal nooit doorlopen met hun camera’s en hun selfie-sticks en hun gezelligheid. Sterf.

Er is geen irrationeler en onlogischer mens dan ikzelf. Ik droom van een wereld waarin niemand gehaast is, maar iedereen ook onmiddellijk voor mij aan de kant springt als ik eraan kom. En vooral droom ik dat iedereen zich net zo ongemakkelijk voelt als ik als ze niet opschieten. Maar waar ik nog het aller- allermeest van droom is van wat ik wil doen met mensen die klagen over hoe langzaam andere mensen zijn, of dat ze ‘weer in de verkeerde rij zijn gaan staan, zoals altijd’, de mensen die na twee minuten wachten al heel diep gaan zuchten in de hoop dat  je op zijn minst een blik van medeïrritatie zult geven, maar het liefst nog dat je zult overgaan in een luide en onvervalste klaagzang over de Onrechtvaardigheid van het grote Wachten waar je aan bent overgeleverd. En dat doe ik dan dus niet.

Als Elon Musk gelijk heeft, en we ons inderdaad in een simulatie bevinden, dan hoop ik dat we ons in een simulatie bevinden zoals in Rollercoaster Tycoon. Want die klagende mensen verdienen niets minder dan wat ik deed met de klagende ‘Gast 3825’ wiens gedachten niet meer bevatten dan ‘Ik hou niet van Achtbanen 2’, ‘Ik ben misselijk’, ‘Er zijn te weinig bankjes in dit park’ en ‘Ik vind geen vuilnisbak’ terwijl zijn hoofd steeds roder werd en hij ‘het park’ overal de schuld van gaf, ook al liep hij tot vijf keer toe langs een vuilnisbak met zijn -3 ogen. Ga jij maar even zwemmen in het water van ‘Boomstammen 1’, dan koel je wel af. Of ga maar even op het eiland voor chagrijnige kutmensen staan, tot je klaar bent met zeuren.
Ik stel voor dat we in ieder winkelcentrum een soort kooi maken, of een zwembad, waar we deze mensen ingooien, zodat iedereen die last heeft van sociale haast rustig kan inpakken. En misschien kunnen we er bij tijd en wijlen ook een rolkoffertje inmikken, gewoon omdat alle rolkoffertjes, behalve die van mij natuurlijk, duivelse martelwerktuigen zijn die het verdienen op brute wijze aan hun eind te komen.

 

Manoeuvrerend in het niets

Dit schreef ik de dag na de aanslagen in Brussel:

Ik weet het niet meer. Gisteren was ik kwaad. De hele dag. Ik ben nooit kwaad behalve als ik ongesteld moet worden, dus dan is het belachelijk en niet erg, alleen irritant. Nu was ik echt kwaad. Ik was zo boos dat ik imaginaire gesprekken met mensen had alleen maar zodat ik iemand had om tegen te schreeuwen. Toen ging ik verbeten van woede zitten en weigerde om rustig te worden. Ik douchte, tegen mezelf zeggend dat ik vroeg of laat zou moeten ophouden met kwaad zijn, maar ik zei terug dat ik daar geen zin in had en dat ik zelf wel zou uitmaken of ik zou ophouden met kwaad te zijn. Ik ging kwaad naar bed. Ik stompte in mijn kussen en staarde briesend naar het plafond totdat ik verbeten van woede in slaap viel. Toen ik vanmorgen wakker werd was ik nog steeds kwaad. En ergens is de boosheid heerlijk. Eindelijk voel ik weer eens iets bij het leed waar ik verdoofd van was geraakt. Nu weet ik het niet meer. Ik ben kwaad vanwege alle kutmensen op deze klotewereld die ofwel alleen maar geïnteresseerd zijn in zichzelf, of buitengewoon hard hun best doen anderen het leven zuur te maken. Ik ben ziek van de eindeloze stroom betweters met hun analyses en genuanceerde artikelen en van hen met de ongenuanceerde woordenbrij. Niets helpt. Niemand heeft een alternatief. We zijn kapot. Het is klaar. Niemand weet het antwoord waar de democratie en de grenzeloze tolerantie nooit eerder over na heeft hoeven denken: hoe geef je iedereen recht op een mening terwijl je tegelijkertijd wilt kunnen bepalen welke mening goed is. Ik lees het interview met Hafid Bouazza en vraag me af of hij het wel weet. Moet je een ander zijn ‘cultuur’ gunnen als die zelf zegt dat te willen en jou er niet mee lastig valt en je zelf niets van die cultuur weet? Is dat dan onderdrukking? Ik lees de voetnoot van Arnon Grunberg. Klopt het wat hij zegt? Als het klopt dan zitten we vast in een eeuwige paradox. Als het niet klopt ook. Of we perken onze vrijheid in en daarmee winnen ‘zij’, of dat nou IS is of Wilders. Of we doen dat niet en laten ‘hen’ allemaal hun gang gaan, waarmee ze ook winnen. Het enige dat we nog kunnen doen is zelf radicaliseren. Dus dat doe ik. Ik verklaar het hier met volle overgave, omdat ik geen uitweg meer zie. Ik geef alles op. Alles. Ik zal heus nog de bewegingen doorgaan om in mijn eigen bestaan te voorzien: naar mijn werk gaan, praten met mensen, eten, drinken, slapen, maar het kan me niet meer schelen. Alles is hol en betekenisloos in deze niet-navigeerbare patstelling van de wereld.

Ik weet nog dat ik jaren geleden, te jong om echt te begrijpen wat hij bedoelde, maar oud genoeg om me er diep door te laten verontrusten, Youp van ‘t Hek hoorde zeggen dat Nederland af was en alleen nog maar kapot kon. Nu zijn we kapot. Overal ligt as en puin en dode lichamen en een paar opportunisten die ringen en horloges van de lijken proberen te pikken voordat ze opgeblazen worden door hun eigen radicalisatie. Ze zullen trots om zich heen kijken en blij verkondigen dat nu iedereen het met ze eens is, niet begrijpend dat dat is omdat de rest van al het leven vernietigd is. Alle alternatieven zijn eerst afgewezen, toen uitgelachen en daarna kapot geschoten. Niet als loslopend wild, want wild loopt bij ons niet los. Wild staat in de stal om melk te verkopen, of zit onder een hoofddoek waarvan we niet weten of we hem goedkeuren of niet. Wild was allang vergaan, toen wij nog dachten naar buiten te kijken en in onze eigen reflectie de schoonheid en perfectie dachten te herkennen van de wildernis en onze eigen natuur. Niet wetend dat wij niet buiten waren en dat die ander en die natuur niet bestond zoals wij dachten, er nergens ramen waren, maar alleen met bloed besmeurde muren waarop we onze nagels kapot hadden gekrabd in een wanhopige poging iets te voelen en iets anders te zien dan onszelf, omdat het wel goed toeven was in geïsoleerde veiligheid, maar we een buiten vermoedden waarvan we het bestaan niet wilden erkennen. En nu is het te laat. Ik weet niet of het eerder nog op tijd was geweest, of er ooit een kans was. Alleen dat het nu te laat is. We staan buiten. De overwinning claimend in het licht van de verslagenheid. Van wie win je als je allemaal hetzelfde bent? Als iedereen verslagen is, jezelf incluis, wat kun je dan nog verdedigen? Waar is dan het rationele denken? Linksom of rechtsom manoeuvrerend in het niets is nog altijd manoeuvrerend in het niets. En als er niets meer is om voor te vechten, als je alleen nog maar rechtop staat om te laten zien dat jij het recht hebt verworven om als laatste te sterven, dan is het voorbij. De rest lijkt stilte. Omdat je in de kakofonie van de haat en het breken van levens toondoof wordt voor het alternatief. Het enige wat overblijft. Liefde.

Dus als u mij wilt excuseren. Ik zet de t.v. uit en ik ga hier eens even lekker een potje radicaal lief zitten hebben, want iets beters weet ik niet. Er is geen ratio die ons hier nog uit gaat helpen, alleen het affect waarvan we het bestaan ontkennen, tenzij we woorden moeten geven aan de verschrikking. Ik zal liefhebben. Bind mij de bommen om. Ik ontplof om nog iets te voelen. Mijn woede is liefde. Mijn niet-begrijpen is liefde. Ik zal liefhebben. Omdat er niets anders te doen is. Omdat ik niets anders kan. Ik zal liefhebben. Altijd. En schrijven. Maar dat is eigenlijk hetzelfde.

Ik ben helemaal niet boos, ik heb gewoon rare schoenen aan.

Mijn hele volwassen leven reis ik al ‘s avonds met de trein. Vaak heb ik mensen horen vragen of ik dat niet eng vind, want er zijn zoveel enge mensen op straat ‘s avonds. Dat vind ik zelf niet, maar er zijn wel vaak wat vreemde figuren aanwezig, wiens gedrag ik graag bestudeer teneinde zelf niet zo te eindigen. Nu was ik gisteren, sinds lange tijd (ik ben inmiddels trotse eigenaar van een auto die mij de nachtelijke treinreizen bespaart) weer eens ‘s avonds laat op een station. Leiden Centraal om precies te zijn, waar ik moest overstappen op de trein naar Schiphol. Vlak naast mij stond een stel dat een discussie had over het één of ander. Het werd me al snel duidelijk dat het eigenlijk een ruzie was, vermomd als discussie, omdat ze zichzelf veel te beschaafd vonden voor zoiets banaals als ruzie. Of althans, zo interpreteerde ik het: de man deed alsof hij rustig was, maar ondertussen was elke opmerking doordrenkt van het sarcasme en weigerde hij directe antwoorden te geven op de vragen van de vrouw. De vrouw was hartstikke vrolijk, behalve dat ze dat niet was, omdat ze heel erg kwaad was op de man. In de trein gezeten (uiteraard ging ik op het bankje naast ze zitten, om de ruzie te kunnen volgen) kwam ik erachter dat dit stel de uitzonderlijke gave bezit om ruzie te maken over helemaal niets, en dan wel op zo’n manier dat het ook nog een beschaafd gesprek lijkt. Het onderwerp van discussie was een lunch die de man had gepland in de ‘ruimte die ze samen deelden’, terwijl de vrouw daar niets van wist. Ik weet niet of de benaming van deze ruimte nu de hipster versie van het woord ‘huis’ was of een werkruimte; dat zeiden ze er niet bij. Zelf denk ik het laatste, want de vrouw had in haar hoofd dat ze die dag samen zouden kunnen gaan werken aan die ene opdracht die ze binnen hadden gekregen. Juist een lunch is bij uitstek de tijd voor een goede brainstormsessie, aldus de vrouw. Ze waren ongetwijfeld visueel designers van de een of andere soort; dat was duidelijk te zien aan de schoenen van de vrouw. Daarbij waren ze allebei van het type die je zouden kunnen vragen naar je mening over het werk van Anna Betbeze, en ik verdacht de vrouw ervan wel eens een boom geknuffeld te hebben. Designers dus, en ze delen een werkruimte die ook geschikt is om te lunchen met vrienden, maar waarvan het wel handig is als je dat van tevoren even aankondigt. De vrouw zei tegen de man dat zij ook een paar weken tevoren iets aan hem had laten weten toen ze ‘s avonds een feestje had in de ruimte die ze samen deelden. Dat vond zij heel normaal. ‘Zal ik anders in een andere coupé gaan zitten?’ vroeg de man. Nee, lachte ze, alsof ze helemaal niet boos was. Dat was nergens voor nodig. Ze waren toch volwassen mensen en bovendien was ze helemaal niet boos, maar wilde ze het er gewoon even over hebben. Had ze trouwens al gezegd dat ze niet boos was? Om te vermijden dat ze een ruzie kregen leek het of ze allebei hadden bedacht dat het beter was om alles bij het hypothetische te laten: ‘Stel,’ zei de vrouw, ‘je deelt een ruimte samen. Dan vind jij het toch ook niet leuk als ik iets plan en daar niets over zeg tegen jou?’ ‘Daar weet jij niets van,’ zei de man. Hij wees haar erop dat zij hem niet was, en dat ze zodoende nooit kon weten hoe hij daar over dacht. Hij had nou eenmaal minder moeite met dat soort spontaniteit. ‘Ja,’ moest de vrouw toegeven, na een korte stilte, waarin ze ongetwijfeld een denkbeeldige boom had omhelsd om rustig te blijven. Het was waar, zij kon nooit precies weten hoe een ander zich voelde. Je bent nou eenmaal alleen maar jezelf en je bewandelt niet het pad van de ander, ook al ben je nog zo nauw met elkaar verbonden. ‘Zo is het maar net,’ zei de man, ‘en daarom heb ik dus niets gezegd. Ik vind zulke dingen gewoon niet zo’n probleem als jij.’ ‘Nee, maar ik had wel gedacht dat je met mij zou willen werken aan de nieuwe opdracht. Als we de juiste informatie hadden gehad hadden we direct aan de slag gekund.’ ‘Ja, maar dat is nu helemaal niet aan de orde. We kunnen nog niets beginnen.’ ‘Nee, maar ik dacht van wel,’ zei de vrouw. Zo ging de ‘discussie’ nog even voort, terwijl ik leerde dat het eigenlijk helemaal nergens over ging. Een lunch die eigenlijk geen probleem was, werk aan een opdracht waar ze nog helemaal niet aan konden beginnen en ruzies die geen ruzies waren, maar beschaafde discussies. Ik vond de vrouw een beetje zielig. Het leek alsof ze een keer naar een cursus op Buitenkunst was geweest, waar ze haar hadden geleerd dat alle problemen altijd bij jezelf liggen en dat je daarom je woede altijd intern moet oplossen en niet bij de ander mag neerleggen. En dat je vooral geen beschuldigingen mag uiten, tenzij je er hardop bij lacht om te laten zien dat jij jezelf ook niet echt serieus neemt. Het was zielig, omdat de man niet gewoon zei dat hij het wel even had kunnen zeggen, en omdat ze nu waarschijnlijk naar huis ging (of naar de ruimte die ze samen deelden) en daar een kopje thee nam om zichzelf te kalmeren, in plaats van haar hoofdkussen uiteen te rijten met een slagersmes, waar ze overduidelijk veel meer zin in had. Aan de andere kant dacht ik: Je bent wel een zeikerd. Je bent een volwassen vrouw, er is helemaal niets aan de hand, en je had ook normale schoenen aan kunnen trekken.

Ik hoop dat er iemand in de bosjes zit die mij wil aanvallen

Ik hoop dat er iemand in de bosjes zit die mij wil aanvallen. Ik hoop het echt. Dan sla ik hem namelijk helemaal in elkaar. Ik heb zoveel zin mijn woede te botvieren op iemand, dat ik haast niet kan wachten.
Helaas. Er zat niemand in de bosjes. Sterker nog, op Den Haag Centraal Station zijn helemaal geen bosjes, dus ik kan me al niet eens meer zo goed herinneren hoe ik er nou bij kwam dat dat wel eens zou kunnen gebeuren en dat ik er dan klaar voor zou zijn. Maar goed, ik was dan ook heel boos. Woedend, furieus en dat met een heleboel superlatieven. Ik zal niet in details treden, maar soms zijn dingen gewoon irritant en dan komt er iemand, of twee, of tien iemanden die het dan nog irritanter maken en dan ontplof ik een beetje. Zo ook gisteren. Maar het lullige is dat ik op zo’n moment net op een plek ben waarbij het geheel niet gepast is om te ontploffen. (Voor degenen die mijn ontploffingen niet kennen: ik maak mensen aan het huilen, zo erg is het.) Dus dan moet ik met die opgekropte woede naar mijn auto lopen, die ik dus achter Den Haag Centraal heb geparkeerd. En bij iedere stap komt er dan weer iets bij waardoor ik alleen nog maar kwader word. Ken je dat? Zo’n soort draaikolk, waarbij je een beetje op dreef komt en dan houdt de stroom aan woedende gedachten niet meer op? Dat je, zelfs al ben je de situatie zelf allang voorbij, nog steeds het stoom uit je oren hebt komen? Ik dus wel. Totdat ik op een zeker moment, halverwege het station, boven mezelf uitstijg en een woedend meisje zie lopen, en ik bij mezelf denk ‘Wat ben je nou eigenlijk helemaal aan het doen?’ En dan moet ik toch ook wel weer een klein beetje lachen. Gewoon omdat ik de oprechte hoop had dat er een of andere agressieveling naar me toe zou komen zodat ik hem kapot kon maken. Zo agressief ben ik namelijk helemaal niet, en ik ben ook niet zo sterk. Ik denk dat als de situatie zich een keer echt zou voordoen, ik toch redelijk snel het onderspit zou delven. Daarbij, waarom zou er in vredesnaam ineens iemand achter een pilaar vandaan springen om mij aan te vallen? Ik zit toch niet in een Steven Seagal film.
Nu ja, ik moest er dus om lachen en op de weg naar huis bedacht ik dat het misschien handig is als ik de bron van al het kwaad eens bij de wortels aan ga pakken. Maar dan zonder boos te worden. Internet is natuurlijk een fantastische bron om je voor te bereiden en jezelf allerhande tutorials aan te reiken om maar zoveel mogelijk te leren over een bepaald onderwerp. Zo is er ook een zee aan informatie over woede. Allereerst las ik al dat het niet de bedoeling is dat je anderen (of jezelf) pijn doet. Daar ging ik dus meteen al de mist in. Punt twee is dat ik de ‘Ik-boodschap’ niet goed heb overgebracht. Ik heb niet gezegd ‘Ik voel me door jou…’ (en let op dames en heren, het is niet de bedoeling dat je zegt ‘Jij zorgt er ook altijd voor dat ik..’, dat is een cruciaal verschil!) Verder moet de woede bespreekbaar zijn. Als ik ergens geen zin in heb als ik boos ben is het wel in een rationeel gesprek, dus ook hier ben ik koningin der onkunde. Daarnaast wilde ik natuurlijk weten wat de oorzaak zou zijn van mijn woede. Op het gebied van woede kun je kiezen uit een zeer uitgebreid assortiment van oorzaken.  Bijvoorbeeld verdriet, onzekerheid of speciaal voor vrouwen: PMS hormonen. Het kan ook zo zijn dat je de innerlijke verbinding met jezelf bent kwijtgeraakt, en je innerlijke, tedere gevoel begint te verliezen. Ocharme ik! Gelukkig is daar de oplossing: kijk met tedere gevoelens naar al die negativiteit en vul het met liefde. De woede zal dan als een zeepbel uiteenspatten. Maar toen vond ik de meest plausibele en logische verklaring: het zou bagage kunnen zijn die ik uit eerdere levens heb meegenomen, of dat ik zo overgevoelig ben dat ik alle negativiteit in de wereld aantrek. Persoonlijk denk ik dat het dit laatste is.
Nee, weet je, ik denk dat het volgende is gebeurd: toen ik gisteren mijn auto achter het station parkeerde bedacht ik me dat ik nog steeds niet echt een onderwerp had om over te schrijven op mijn blog. En ik hoopte maar dat ik snel wat inspiratie zou krijgen. Zodra mijn woedende grimas zich omboog in een ingehouden schaterlach, diezelfde nacht, in datzelfde station, op de weg terug, wist ik al dat ik iets had om over te schrijven. En hoewel mijn woede echt was, denk ik toch dat het universum mij zo een handje heeft geholpen met wat contrast. Los daarvan had ik het lezen van de sites over omgaan met woede niet willen missen. Dus, lieve medewerkers, bedankt maar weer voor al het gezeur. Zonder jullie had ik nu een ochtend gemist waarin ik dubbelgevouwen voor mijn laptop zat met buikpijn van het lachen. Ik beloof dat ik jullie voortaan mijn ‘Ik-boodschap’ zal mededelen en tevens dat ik vanavond iets beter te genieten zal zijn. Zo niet, dan wil ik nu alvast zeggen dat het komt omdat ik in een vorig leven een roodharige kabouter was, die niet zo goed kon dansen, en dat ik daardoor heel onzeker ben en denk dat mensen het kwaad met mij voorhebben. Sorry, ik kan er niets aan doen.

© 2024 Ondoenlijk

Theme by Anders NorenUp ↑