Het was warm, en ik moest in mijn auto helemaal naar Den Haag. Nu was dat niet zo erg, want dat doe ik meerdere malen per week, maar het was wel vervelend dat mijn auto aanvoelde als de binnenkant van een hoogoven. Terwijl ik wegreed bedacht ik me dat ik het raampje wel eens open zou kunnen doen, want dan was het wat koeler. Helemaal in Thelma & Louise modus (voordat ze iemand vermoorden) reed ik weg. Niets bijzonders zou je zeggen, maar ik heb ook een dakje dat open kan, en dat zou eigenlijk veel makkelijker zijn: je hebt niet de herrie en de wind in je kop die je wel hebt met zo’n open raampje. Het dakje mag van mij alleen niet open, uit voorzorg. Ik ben namelijk bang dat ik het vergeet dicht te doen en aangezien het hier meer regent dan tijdens de gemiddelde zondvloed vermoed ik dat dat het einde zou betekenen van mijn auto. Ik doe het dakje dus nooit open. Gewoon zodat ik hem niet vergeten kan dicht te doen. Zo tref ik wel meer voorzorgsmaatregelen: watjes om mijn gezicht schoon te maken bijvoorbeeld: ik koop liever meteen twee pakken, voor als de eerste op is en ik vergeet op tijd een nieuw pak te kopen. Lunch? Ik stop het eigenlijk het liefst een dag van tevoren al in mijn tas. Is er iemand jarig? Ik ontvang die melding graag niet op de dag zelf, maar een dag van tevoren. Het enige probleem is dat ik het niet serieus genoeg neem. Verjaardagsmelding? Ik onthoud het echt niet tot de volgende dag. De helft van de keren kom ik er aan het eind van de dag achter en feliciteer dan nog even snel iemand, terwijl ik juist die ene leukerd wilde zijn die er al vroeg bij is om te laten zien dat ik zo’n geïnteresseerd mens ben. Lunch? Ik ben de volgende ochtend echt vergeten dat ik het al in mijn tas had gestopt en stop er dus nog een keer lunch in. Gisteren kocht ik nieuwe watjes. Wat bleek? Niet alleen heb ik nog twee pakken watjes, ik heb ook nog twee pakken met van die nattige doekjes voor luie mensen, een soort vochtig toiletpapier voor je gezicht. Nou ja.
Aangezien er een mazelenuitbraak is lijkt het me goed het nemen van voorzorgsmaatregelen iets serieuzer te gaan nemen. Ik heb daarom inmiddels flinke potten met vitamine A gekocht, om mijn aanstaande blindheid tegen te gaan. Daarnaast ben ik druk bezig mijn huis in te pakken in kunstgras, zodat ik op zal gaan in de omgeving en geen mazel mij weet te vinden. Ik heb ook een sniper gun gekocht, maar dat is eigenlijk meer omdat ik vind dat de buurvrouw altijd te hard praat aan de telefoon. Het punt is: al met al ben ik een echte ‘doomsday prepper’ geworden. Niet alleen omdat ik bang ben om de mazelen te krijgen, maar het is ook gewoon spannend. Vroeger moest je bang zijn als het veertig dagen en veertig nachten ging regenen: ze lachten Noach uit omdat ze het niet geloofden, zoiets ergs. Tegenwoordig zou die arme Noach evengoed weer keihard uitgelachen worden: dit keer niet uit ongeloof, maar omdat de teller bij ons al op 53 staat. Wij hoeven nergens meer bang voor te zijn, we hebben alles al gezien. Laistrygonen die je afslachten en opeten? Misschien niet als zodanig, maar we hebben tv-programma’s waarin mensen vrijwillig elkaars vlees opeten. De toorn van God? Laat ons niet lachen, alsjeblieft. We hebben Patricia Paay zelf gevraagd om in de Playboy te gaan staan. Frankenstein dan? Of Dracula? Welnee, wij hadden Hitler en Mengele en al zijn kornuiten. En laat ons niet beginnen over Stalin en de KGB. We kennen geen angst meer! Wij kijken de dood elke dag in het gezicht en lachen hem uit. Ik heb mezelf als kind laten injecteren met mazelen, zodat ik ze nu te slim af ben. De enige die ik nog moet verslaan ben ik zelf; ik ben mijn eigen eindbaas geworden, en laten we eerlijk zijn: om mij te verslaan heb je niet bepaald een Master Sword nodig. Sterker nog: ik ben al bijna op mijn eind. Gisteren kwam ik erachter dat ik vergeten ben extra vuilniszakken te kopen, en nu is de laatste vol. Uiteraard vergat ik een nieuwe rol te kopen in de supermarkt en nu gooi ik dus al de hele dag spullen in een vuilnisbak zonder zak, om ze er vervolgens weer uit te vissen, want ‘oh ja, er zit geen vuilniszak in.’ Bloedirritant, maar niet bepaald van het niveau kwaadaardigheid waar we als mensheid iets aan zouden hebben. Het is van het niveau ‘autodakje’. Als we weer iets mythisch zouden hebben om voor te vrezen zouden we ons denk ik heel anders gedragen. Niets van die overconsumptie, vreemdelingenhaat of andere uitingen van narcisme en pseudo-superioriteit. Van dat ‘Ooh, kijk mij eens met mijn zestien pakken watjes.’ Gewoon echte angst, bibberend, met zijn allen in een kamertje, omdat De Verschrikking op de loer ligt. Dat we allemaal samen op onze knietjes gaan voor ons bed, om te kijken of er echt niemand onder ligt. We kunnen weer leren zwaardvechten (dat gedoe met bommen moet ook maar eens over zijn, vind ik), en uitgerust met harnassen en helmen de straat op gaan. Probeer dan nog maar eens een pak melk te kopen en er uit voorzorg één extra mee te nemen. Het zou een driedaagse tocht worden waarbij je blij bent dat je onderweg niet wordt afgeslacht door triffids. Je zult er niet aan denken meer te nemen dan je toekomt. Volgens mij hebben we behoefte aan een beetje fantastie. Een nieuwe eindbaas. Iets waar we weer in kunnen geloven zonder het te zien, iets dat we tot leven kunnen wekken met alleen onze gedachten. Ik heb alleen even geen tijd om iets te verzinnen, want ik moet nieuwe vuilniszakken kopen. Iemand anders een idee?