Troost is een gek ding. Meestal word je getroost door de mensen in je directe omgeving, maar als je eenzaam bent of geïsoleerd dan blijkt dat verbinding maken een stuk lastiger is. Online spreek ik met collega’s die depressief zijn en vertellen over anderen die ook depressief zijn of dreigen te worden, over tantes met longaandoeningen op de intensive care en de zorgen die ze zich maken die nauwelijks te dragen zijn zo alleen.
Troost is een gek ding, want ik zeg dingen die ik normaal gesproken ook zou zeggen en toch lijken ze niet aan te komen. Ik dacht altijd dat ik met mijn woorden communiceerde, met mijn lichaam en de uitdrukkingen op mijn gezicht. Nu blijkt dat simpelweg de fysieke aanwezigheid veel meer doet dan ik vermoedde. Misschien hoef je om te troosten alleen maar ergens te zijn waar troost nodig is? Hoe kan het dat we in zo’n collectieve toestand niet in staat lijken te zijn verbinding te vinden die genoeg is om troost te bieden op afstand?