Een meisje met een naambordje – ze heette Jessica – las een boek over Thailand. Ik vroeg me af of het voor haar studie was (toerisme?) of dat ze binnenkort op vakantie ging of dat het gewoon was uit algemene interesse. Bij de halte van het ROC stapten veel jonge studenten in waaronder een jongen in een blauw trainingspak. Niet zo’n glimmende, maar zo een van joggingstof waardoor je er altijd een beetje uitziet alsof je niet superveel zin hebt in het leven. Hij ging niet op de hele zitting van de stoel zitten die hij uitkoos, maar op het puntje. Er zat al een man op de stoel naast hem en ik denk dat hij het niet cool vond staan om comfortabel naast een andere man te gaan zitten, terwijl hij die niet kende. Zo kwam het tenminste over. De jongen keek even rond, en zag toen Jessica. Ik kon zien dat hij ernstig onder de indruk was. Zij was verdiept in haar boek, haren half voor de ogen, hij zocht haar blik. Ik zag zijn ogen van het boek naar haar ogen schieten en weer terug en dat een paar keer. Zij zag hem niet. Hij gaf het op en begon muziek af te spelen op zijn telefoon. De man naast hem moest eruit en toen de jongen weer ging zitten kreeg ook zijn rugzak een stoel. Toen we bij de volgende halte alle drie uitstapten, de jongen, Jessica en ik, was Jessica de enige die van dit alles niets had meegekregen. Maar zij was de afgelopen vijftien minuten in Thailand geweest en dat kon je van ons tweeën dan weer niet zeggen.