Op school snapte ik vaak dingen niet. Toen wij vanuit Amsterdam naar Hoofddorp verhuisden kwam ik op een school waar ze graag wilden weten wat voor niveau ik had. Als gevolg daarvan werd ik, terwijl alle andere kinderen mochten spelen, afgezonderd om in mijn eentje een soort spel te doen dat Matrix heette. Eerst vond ik dat niet zo erg, hoewel mij nooit werd uitgelegd waarom, maar gewoon werd gezegd dat ik het moest doen. Na een tijdje werd het echter vervelend: “Wie wil er in de kistenhoek?” “Ik!” “Nee, jij moet matrixen, Winnie.” Ik begreep er niets van. Het was allang niet leuk meer en er kwam geen eind aan. Op een bepaald moment was ik bij level 15 en moest ik nog altijd matrixen. Daar had mij het eerste licht op moeten gaan, dat helaas pas begon te branden rond mijn 25e: je kunt ook zeggen dat je het niet gaat doen. Ik schikte mij echter jarenlang welwillend naar de wensen van de leraren. Knutselen vond ik ook lastig, omdat ik altijd óf iets moest maken wat de juf ook had gemaakt, en dat lukte dan niet, óf omdat ik voor de zoveelste keer iets moest doen wat in mijn ogen belachelijk was, zoals een figuurtje uitprikken met een prikpen. Dichter bij de hel kon je wat mij betreft niet komen op aarde. Ik had geen idee waarom het ook maar enigszins nodig was om met een prikpen te gaan zitten hannesen, terwijl ik voor mijn lampion met een schaar een gat in een pak melk mocht knippen. Bovendien waren de resultaten van prikpenactiviteiten de lelijkste van alle knutselwerkjes die op de kleuterschool zo ijverig werden gefabriceerd. Ik vond dat gerafelde randje maar niks. Mijn inschikkelijkheid zorgde ervoor dat ik snel leerde dat ik niet teveel moest nadenken en beter gewoon dingen kon uitvoeren. Ik had namelijk een soortgelijk intern conflict bij het gebruik van vetkrijt en ecoline. De eerste keer was het leuk om te zien dat de ecoline niet op het vetkrijt bleef zitten, maar na de veertigste keer wist je het wel en moest je desondanks weer dezelfde nachtmerrie ondergaan, gekleed in een plastic schort. Ik vond het veel mooier om ofwel ecoline te gebruiken, of alleen vetkrijt, maar dat mocht niet. De ergste opdrachten waren de abstracte. Waar ik mijn ontwikkeling net aan iets figuratiefs toe was, werd ik verplicht in krassende cirkels abstracte vormen aan te brengen op papier. Mijn plan om een paar streepjes vetkrijt neer te zetten en er dan klaar mee te zijn ging mooi niet door: het vetkrijtje moest plat neergelegd en krassen maar, met als resultaat een lelijke tekening en grote hoeveelheden vette troep aan je poten. Gatver. Uit mijn recentelijk opengetrokken beerput met schoolherinneringen komt ook de tekening met nummers die verbonden moesten worden totdat je een tekening had. Dat waren hele leuke tekeningen, maar alleen als je er niet een kreeg waarbij je zonder de nummers te verbinden ook al zag wat het was. Als ik bij de juf mijn twijfels uitsprak over de noodzaak om die nummers te verbinden werd er doodleuk gezegd dat ik het toch moest doen. “Maar het is een walvis.” “Ja, maar je moet toch de nummers verbinden.” En niemand heeft mij ooit verteld waarom.