Dat ik zomaar, alsof het nooit anders was, me op de golven mee laat deinen
Met niets anders dan een intens verlangen om te verdwijnen
Niet ergens anders zijn
Of nostalgisch verlangen naar een verleden
Of imaginair heden
Zonder pijn
Maar natuurlijk
Alsof het nooit anders is geweest
Verlang ik nu het meest, het meest, het meest,
Naar op te gaan in iets
Of niets
Of alles of een deel daarvan
Onderdeel van, ja wat? Noem het een plan
Een cyclus, het al
De hoogmoed en de val
Een moment waarop ik tegelijkertijd het ‘zin-in’ ben en de spijt
Op hetzelfde ogenblik het kadaver en het kalf nog vol met leven
Alles samengebald in een tel, een enkele tik
En ik
Daarboven aan het zweven