‘You think I am Messiah. You think I am God, and this is paradise. This is not paradise, this is my prison,’ zei hij. Zelf dacht ik helemaal niet dat hij een messias was, laat staan God, maar ik vond het niet de moeite om daarover met hem in discussie te gaan. Wat hij bedoelde was natuurlijk dat wij daar waren, in het idyllische Macedonië, aan het meer van Ohrid (Google de stad eens, en je zult zien wat ik bedoel), en dat wij het daar heel mooi vonden, maar dat het anders was voor de mensen die er wonen en hun geld er moeten verdienen. Die mensen werken bijvoorbeeld op een kleine sloep waar ze een parasol op hebben gezet, en waarmee ze toeristen voor vijf euro tweehonderd meter meenemen over het meer, naar een kleine inham met een steiger, die de toegang was tot de trappen naar de meest gefotografeerde kerk ter wereld. Ter verduidelijking zou ik hier nog willen toevoegen dat ik met ‘wij’ niet bedoel ‘Wij, Koningin Winnie’, maar wij, een vriendin en ik, die samen op vakantie waren naar Ohrid. Op onze eerste dag, tijdens onze eerste verkenning van de oude stad kwamen we Toshi tegen. Toshi was redelijk opdringerig en vond dat wij per se op de boot moesten om via die weg naar de kerk te kunnen, in plaats er lopend heen te gaan. ‘It is impossible. You will walk up, up, up, up, and then you are tired and you are not there. Take the boat. We go there, with stairs it is only ten minutes, and then you are there, and it is easy.’ Tja, wat moet je dan doen? Wij besloten maar in de boot te stappen en hem de ‘bodemprijs’ van vijf euro te betalen. Achteraf bezien bleek dat een belachelijk bedrag; de duurste dingen in Ohrid waren vaak niet meer dan 200 denar (bijvoorbeeld een taxiritje naar het hotel). Tweehonderd denar is grofweg € 3,30, en dat was peperduur (ter vergelijking: een busritje over dezelfde afstand was 40 denar, oftewel 60 eurocent.) Meer vragen om toeristen uit te knijpen gaat helaas niet, omdat er niet veel toeristen zijn, en degenen die er zijn over het algemeen Macedonisch zijn. Gelukkig lopen er een paar honderd Nederlanders rond, die vermoedelijk (net zoals wij) getipt waren door het reisbureau om naar Ohrid te gaan.
Toshi vertelde mijn reisgenoot dat het leven heel zwaar was voor hem, en hij haalde terloops nog even Freud aan. Ikzelf kon dat niet horen, omdat hij mij aan het stuur van het bootje had gezet. Erg leuk, ware het niet dat ik nog nooit gevaren had, en daarom geen benul had van wat ik aan het doen was. Ik stuurde verkeerd en gaf op de verkeerde momenten teveel gas wat me vooral geërgerde blikken van de kapitein opleverde, waaruit ik las dat hij mij bijzonder stupide vond. Was ik dan niet eens in staat om een bootje te besturen? Hij besloot dat het beter was dat hij de foto’s zou maken onderweg, wat hij illustreerde door de camera uit mijn hand te pakken en deze handeling te voorzien van het commentaar: ‘I am not doing this for me, I am doing this for you.’
Eigenlijk had ik alle reden om Toshi zo snel mogelijk weer te willen vergeten. Behalve dat het me bij bleef dat hij had gezegd dat dit paradijs op aarde zijn gevangenis was. Gedurende de week ontmoetten we veel mensen die soortgelijke dingen vertelde, zij het in minder dramatische bewoording. Een taxichauffeur vertelde ons dat hij had gestudeerd (we kwamen erachter dat bijna iedereen die wij ontmoetten gestudeerd had, gepromoveerd was, of op zijn minst Moby Dick had gelezen.) Goed, hij had dus gestudeerd, maar kon hier geen werk krijgen. In Macedonië wonen namelijk twee miljoen mensen, waarvan er één miljoen in Skopje wonen, waardoor de meeste vacatures snel opgevuld worden. Naar het buitenland ging echter ook niet; hij kreeg nergens een visum, en Macedonië zal vermoedelijk niet snel lid worden van de EU, omdat Griekenland het lidmaatschap blokkeert. En dan zit je dus gevangen, heb je geen werk, en moet je noodgedwongen in een taxi rondrijden of mensen rondvaren met een oude sloep. Van die mensen die dan ook nog te debiel zijn om het ding te kunnen besturen. Ik snap de frustratie wel. Het is niet zozeer dat het direct een hel is, maar meer dat Macedonië zich door de de recente geschiedenis in het voorgeborchte bevindt van de moderne Westerse wereld.
Ondanks dat kan ik niet ontkennen dat ik wel een beetje vond dat het een paradijs was. Nooit eerder ben ik ergens geweest waar het water zo helder is, waar cultuur en natuur nog zo goed in balans zijn en waar je continu van de ene verbazing in de andere valt. Zo legden wij een ochtend een catalogus van bermplanten aan die wij niet konden identificeren (wat niet veel zegt, want noch ik, noch mijn reisgenoot heeft veel kaas gegeten van flora), en stonden we het volgende moment in een kerkje met fresco’s uit de 4e eeuw en verder. Dacht je op bezoek te gaan naar het klooster waar het cyrillisch schrift werd ontwikkeld, en waar de basis lag van de orthodoxe kerk, bleken daar ook de bronnen te zijn waaraan het meer ontsproot. Wil je door de straten dwalen van een vijfduizend jaar oude stad, eindigen in een restaurant waar je uitkijkt over een tweeduizend jaar oud amfitheater, waar vervolgens het zomerfestival wordt geopend door de minister-president van Macedonië, gevolgd door een klassiek concert met de beste operazangers ter wereld, terwijl je op de achtergrond Nederland de derde plaats op het WK ziet behalen? Dan moet je dus naar Ohrid. Ik zou het doen. Ze kunnen je hulp gebruiken.