We waren op bezoek in de dierentuin met de eerste klas van de middelbare school, een plek die ik sowieso al niet zo goed verteer. Toen we de verplichte opdrachten hadden gemaakt verdwenen mijn beste vriendin en ik in de kinderboerderij waar we de hele middag praatten met de medewerkers en mochten helpen bij het verzorgen van de dieren. Daar, in die kinderboerderij, op die dag, besloot ik dat ik nooit meer vlees kon eten. Wat volgde waren ongetwijfeld onhandige jaren voor mijn moeder, die ineens apart voor mij dingen moest koken, maar daar heeft ze nooit over geklaagd. Als we naar een restaurant gingen was ik ook een lastpost, en voelde ik me bezwaard, omdat we van tevoren apart moesten bellen dat er ‘een vegetariër’ mee kwam, en daar waren de meeste restaurants niet op ingesteld. Jarenlang was er maar één gerecht in alle restaurants voor de incidentele vegetariër, dus ik wist altijd al wat ik zou krijgen: preitaart. Voor wie dat nog nooit heeft gehad, ik kan het alleen maar beschrijven als de beste maaltijd om iemand voor te schotelen als je wil dat ze weer vlees gaan eten. Maar ik brak niet. Ik heb me door jaren van preitaart heen geworsteld waardoor ik er nu een levenslange aversie van heb. Een paar jaar later kwam er een tweede gerecht bij: een hele geitenkaas uit de oven met honing uit een knijpfles en een paar walnoten eroverheen gestrooid alsof iemand ze per ongeluk had laten vallen. Na drie happen van dit gerecht was je zo vol dat je nooit meer wilde eten. Maar mijn rechtvaardigheidsgevoel was zo groot dat het nooit in mij op is gekomen dat ik ook weer vlees zou kunnen eten, en hoe meer ik wist over de bio-industrie en klimaatverandering hoe meer ik overtuigd raakte dat ik niet minder, maar juist meer moest doen. Het is een overtuiging die nog steeds in mij leeft, maar in de wetenschap dat ik me heb over te geven aan de beperktheid van wat mijn schouders kunnen dragen, wat mijn handen kunnen maken, wat mijn mond uit mijn maag kan besparen, en dat geen enkele ratio op kan tegen de volmaakte willekeur van het leven. In de afgelopen vijf dagen stapte mijn mijn neef samen met een vriend in de auto en reed een weg op, waar ze werden aangereden en ter plekke overleden; een vriendin die al een keer kanker had gehad hoorde dat het was teruggekomen en een van mijn liefste collega’s overleed na een lang ziekbed aan maagkanker. Hij was de tweede collega dit jaar die we verloren.
Ondertussen zag ik Greta Thunberg woedend en principieel op de VN top uithalen naar de leiders die niets doen en zichzelf zouden moeten schamen. En ik zag mensen applaudisseren. Dezelfde mensen die vervolgens opstaan en waarschijnlijk daarna heel decadent een luxe lunch geserveerd krijgen, waarna ze met elkaar door kunnen babbelen over het onderwerp zonder echt iets te bewerkstelligen. Immers, Severn Cullis-Suzuki zei min of meer hetzelfde als Thunberg in 1992, en de situatie is alleen maar nijpender geworden.
Ik kon ondertussen alleen maar aan denken aan wat ik zelf wil. Iets kapotmaken, dat er iets gebeurt op die klimaattop en dat er meer rechtvaardigheid is in de wereld, zodat mensen van achttien niet worden doodgereden, veel te jonge collega’s en vriendinnen en moeders niet zomaar kanker krijgen en dat Greta Thunberg en mijn neefje en nichtjes een wereld krijgen waarin ze kunnen wonen, ook als dat betekent dat je zelf even genoegen neemt met minder. Ik wenste het met heel mijn hart, maar de machteloosheid hield me in haar greep tot ik vast zat in mijn eigen hoofd en helemaal nergens meer toe kwam.
In een poging te ontsnappen aan mijn eigen kop en me over te geven aan de banaliteit van het leven besloot ik een afspraak te maken bij de kapper. Gewoon om even weg te zijn uit mijn huis waar de muren op me af kwamen; als ik maar hard genoeg fietste kon ik de machteloosheid misschien afschudden en anders was er daarna nog iemand die het met shampoo kon proberen. Mijn eigen kapper was niet beschikbaar, dus werd het een online zoektocht naar welke kapper de gelegenheid zou krijgen mij uit mijn eigen hoofd te trekken. En daar was het. De prijslijst. Precies op het goede moment, of het verkeerde moment, vanuit de kapper bezien. Nog voordat ik er erg in had, voordat ik me realiseerde dat ik gewoon iets meer rechtvaardigheid wil in de wereld, had ik al een melding ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens, met daarin een hele lijst van kappersketens die voor vrouwen andere prijzen hanteren dan voor mannen. Gewoon omdat ik geen eigen huis kan betalen dat ik klimaatneutraal kan maken, en ik al geen vlees en zuivel eet, en ik niets kan doen voor al die dooie en zieke mensen.
Goed, en het is maar een kapper-kwestie, het gaat alleen maar om iets lulligs, maar dan is het maar iets lulligs; al wordt het mijn dood, ik zal strijden voor rechtvaardigheid en gelijkheid voor alle mensen met haar op hun hoofd. Ik weet niet of ik de kappersmaffia achter mij aan krijg, waarvan algemeen bekend is dat het lieden zijn die buitengewoon veel scherpe dingen in hun bezit hebben, en die ook nog eens graag bij je nek houden; ik ben bereid dat risico te nemen.
Ik ben misschien niet Greta Thunberg of Severn Cullis-Suzuki, of een leider op de VN-top of een onderzoeker die kanker geneest en auto-ongelukken voorkomt, maar ik laat me toch godverdomme niet helemaal buitenspel zetten.