Inmiddels is het een dag meer dan een jaar geleden dat ik door een gestreste collega werd afgeblaft omdat ik actie ondernam op de lockdown maatregelen. Niet ik, maar hij was de baas. Dat ik het wel even wist. Gelukkig wist ik ook dat de collega in kwestie zo reageert onder stress, want na zes jaar samenwerken heb je wel een beetje een beeld van hoe iemand reageert als er stront aan de knikker is. Het is toch een soort gemeenschap, zo’n organisatie. We joegen de mensen het museum uit; we moesten tenslotte per direct sluiten. Iedereen had er begrip voor, en iedereen dacht dat het maar even zou duren. Het voelde best wel spannend, die eerste lockdown. Iets nieuws, iets om over na te denken.
Meteen aan de start deed ik dat, dat nadenken. Ik postte een paar dingen op deze blog en al mijn gedachten en projecties over de toekomst zijn min of meer waar gebleken. Mijn grootste zorg was dat onder de stress en de langdurigheid van de situatie men voor zichzelf zal gaan. Uit het oog verliest dat je een mondkapje niet voor jezelf draagt, maar om een ander te beschermen. Dat mensen denken in data en cijfers, omdat dat is waarover je leest in de kranten. Maar dat de realiteit van je vader in het ziekenhuis, die we volgens de critici maar ‘moesten laten sterven, dat is natuurlijk verloop. We moeten ophouden iedereen te beschermen, waar zijn we mee bezig!?’ toch anders is dan cijfers en slecht uitgewerkte datarepresentaties die naar de hand gezet worden van de mening van de auteur. Ik had gelijk, ook al werden mijn artikelen door menigeen afgewezen voor publicatie, omdat ze ‘achterhaald’ waren. Je kon het niet meer hebben over overvolle ziekenhuizen, want we hadden alles zo op orde en de maatregelen werden versoepeld. Ik was te laat.
Wat ik nu ga schrijven komt ongetwijfeld weer te laat, maar ik schrijf het toch omdat ik het anders misschien zelf vergeet en zelf vind ik dat er nog steeds dingen zijn om over te prakkiseren Me dunkt dat het prettig is een plek te hebben om je eigen gedachten na te lezen voor het geval je er nog eens opnieuw over na wil denken.
Vorige week liep ik door twee verschillende steden; Amsterdam en Den Haag. En Ineens begon het me te dagen dat wij saamhorigheid en kapitalisme aan elkaar hebben verbonden. Ik zag geen plein dat nog leeft zonder terrassen waarop je koffie kan drinken. Geen plein met zitplaatsen voor iedereen, waar je zomaar mag zitten met je eigen wijn en boterhammen. Waar het leefde in Den Haag die week, was waar er winkels waren. Of waar koffieondernemers standjes buiten hadden staan om versnaperingen te verkopen. Mensen kwamen samen, stonden in de rij, bleven hangen op stoepjes en traptredes om even weer het gevoel te hebben van de vorige vroege lentedagen.
Deze week had ik een digitaal gesprek met een Griekse man met wie ik iets flirterigs had. Hij werkt en woont in Utrecht. Het gesprek kwam op de crisis en op de protesten en hij zei dat mensen in de vorige crisis ook boos waren op Griekenland ook al kreeg Nederland uiteindelijk rente over de lening en kwamen ze er dus goed vanaf. De mensen waren boos op de verkeerde, zei hij. Ik vond dat ook, maar ik vond ook dat mensen niet gezien werden binnen hun ervaring. Ik zei de man dat het voor een kleine ondernemer niet te begrijpen is dat iedere winkel op de hoek weer een H&M of een Zara of een Lidl wordt, terwijl zijn kleine winkel ten onder gaat aan het geweld van gentrificatie. Dat de EU geen oren heeft naar lokaliteit en de individuele ervaring, omdat ze zichzelf verloren hebben in hun eigen positie tussen land- en wereldpolitiek. Dat er onder het land nog sprake is van gemeentes, steden, wijken en lokale gemeenschappen en uiteindelijk het individu komt niet ter sprake in zulke gevallen. Ik zei hem dat ik het een gemis vond dat de EU geen oog had voor de complexe systemen en niveaus waarbinnen zij opereert. Dat het zonde is dat ze praat over de toename van een BNP of het effect op de economie, maar geen oog heeft voor de effecten van de EU op lokaal niveau waardoor ze ook de steun verliezen van mensen die zich ongezien en ongehoord voelen. Dat was te veel voor de man; het gesprek werd beëindigd en ik werd geblokkeerd. Stel je voor dat je dat zou doen op een plein.
Natuurlijk zouden we nu ook niet massaal op een openbaar terras zitten met eigengemaakte boterhammen en een fles wijn, want we moeten thuis zijn. Maar het feit dat er geen gelegenheid is gebruik te maken van de publieke ruimte op een manier die uitnodigt tot ontmoeting en gesprek zonder dat er iets gekocht moet worden is in feite niets anders dan de blik van beleidsmakers en politici die nadenken over cijfers en data in plaats van over gemeenschap en saamhorigheid. Dat was al zo, maar de lockdown maakt het nu zichtbaar.
Gemeenschap en saamhorigheid kan nog net zo goed grenzeloos zijn; begrijp me niet verkeerd. Toch is het tekenend, al is het maar voor mezelf alleen, dat ik nu de neiging heb aan te geven of ik voor of tegen de EU ben, omdat ik er blijkbaar van overtuigd ben dat ik tenminste moet aangeven voor welk kamp ik ben opdat ik mensen niet van mij vervreemd. Terwijl ik het veel belangrijker vind om een discussie te hebben over de meer complexe zaken. Ja of nee zeggen kan iedereen, generalisaties doen ook. Ik vind het juist belangrijk dat we niet gelijk een mening hebben, maar discussies kunnen voeren. Ik vind het belangrijk dat we, als alles dicht is, en er geen eind lijkt te komen aan de situatie, kunnen zuchten en kunnen denken: maar in ieder geval kan ik nog even naar het plein met mijn thermoskan koffie en misschien maak ik daar een praatje. Misschien heb ik zelfs een discussie en leer ik iets over het perspectief van de ander. Misschien kom ik tot begrip en ieder geval zal ik me daar minder alleen voelen, en meer onderdeel van een geheel. In ieder geval is er een plek waar ik naartoe kan om even mensen te zien die hier ook leven. En is er een plek waar ik ook straks heen kan zonder dat er direct iemand in mijn nek staat te hijgen om te horen waarvoor ik nu eigenlijk mijn portemonnee kom trekken.
Komende week mag er gestemd worden. Terwijl ik mij door de partijprogramma’s worstel valt me op dat zelfs bij de meest sociale partijen niet een paragraaf te vinden is over hoe we met elkaar samenleven, behalve om iets te zeggen over integratie en immigratie van nieuwkomers. Maar hoe leven wij samen, nu en hier, met wie er al is, los van nationaliteit of achtergrond of culturele aard? Hoe kan het dat je niet meer een gesprek kan voeren met iemand en verschillende meningen kunt hebben zonder direct uit de bubbel geschopt te worden? Waar is mijn plein?
Natuurlijk trof ik een buitengewoon kinderachtige man, maar hij is niet de eerste van wie ik zo’n reactie krijg bij een verschil van mening. Ik vond het echt jammer, want ik had gehoopt op nieuwe inzichten en standpunten. Op een verrijking van mijzelf door de interactie met een ander. Gelukkig is er ook een klein sprankje hoop: tegenwoordig kom ik een keer per maand samen met een clubje vrouwen om artikelen te bediscussiëren die we hebben gelezen. Precies om wél meningen uit te wisselen, en om wél te luisteren naar elkaars inzichten, om wél zelf rijker te worden van wat je hoort van een ander. Jaren geleden had ik met een vriendin een plan om een organisatie te starten om het te hebben over discussiëren en verhalen vertellen en luisteren. Het was zo’n plan dat je verzint om twee uur ‘s nachts en waar je het nog eens over hebt, omdat het eigenlijk wel echt een goed idee is, maar dat vervolgens nooit vleugels krijgt. Over zulke plannen moet ik ook nog eens goed nadenken, want hoe kan het dat er zoveel ideeën zijn en dat er zo weinig van komt in de praktijk? Dat is voor een andere keer. Voor nu denk ik dat de nieuwe leesclub een goeie start is, en neem ik me voor dat idee van ooit niet te vergeten. Al is het maar om mezelf wat perspectief te bieden in een situatie die langer zal voortduren dan de coronacrisis.