Voor mijn huis staat momenteel een steiger, omdat er onderhoudswerkzaamheden worden verricht. Daardoor heb ik plotseling een balkon, en kan ik nu eindelijk genieten van de lentezon in haar laatste uurtjes voor het ondergaan. Ik had gedacht er meer van te kunnen genieten, maar terwijl ik daar zat met koffie, boek, water mijmerde ik over de bundel die ik jaren geleden las van Judith Butler, Precarious Life.
De bundel gaat over iets heel anders, namelijk de gevolgen van 9/11, Amerikaanse oorlogszucht en antisemitisme, maar de titel alleen is genoeg om je deze dagen aan het denken te zetten.
Of beter gezegd; Covid-19 is genoeg om je te doen denken over hoe kwetsbaar ons leven is. Onze premier vroeg zich in zijn toespraak terecht af of het wel echt was, want “de gevolgen zijn ongekend voor landen in vredestijd.”
Een schijnbare vrede, want voor wie in deze tijd kwetsbaar is, is ieder gezicht een vijand die de gezichtloze vijand met zich mee zou kunnen dragen. We hebben op een bepaalde manier altijd al de macht over elkaars leven; we kunnen elkaar verwonden en zelfs doden. De grootste luxe van vredestijd is dat we daarover niet hoeven na te denken op grote schaal; de meesten van ons wachten niet bij een pinautomaat in de late avond om een ander neer te steken. Onze luxe is de relatieve zekerheid dat we uit kunnen gaan van die gedachte. Angst en verdriet komen kijken bij verlies, dus ook bij het verliezen van die luxe.
Politiek gezien is er meer om op te reageren dan alleen de objectieve realiteit; er is een affectieve realiteit om rekening mee te houden. De besluiten die nu genomen zijn kunnen niet gehandhaafd worden door controle, maar berusten op het bewust maken van alle mensen van het feit dat iedereen de anonieme vijand van de ander is, onbewust en onbedoeld.
Ik ben de vijand van jullie allemaal, omdat ik potentieel het echte gevaar in mij meedraag. Jullie zijn allemaal mijn vijand, om dezelfde redenen. Ik kan jullie vijandschap bagatelliseren; ik ben gezond en jong en sterk en hoewel er ook onder die groep mensen in de gevarenzone komen is die kans aanzienlijk kleiner dan voor wie het leven al kwetsbaar was voordat het virus hier kwam. Ik kan echter niet bagatelliseren dat ik jullie vijand ben; in al jullie anonimiteit en met de onzichtbaarheid van het virus kan ik niet ontkennen dat de relatieve vrede is opgeheven. Ik weet niet wiens vijand ik ben, en daarmee ben ik het voor iedereen. Mijn potentie om te doden zit niet langer in de vraag of ik vandaag een keukenmes mee de straat op neem, of welke andere bewuste overweging dan ook, maar in een vraag die ik niet zelf kan beantwoorden: draag ik het virus mee?
De ander kunnen besmetten is niet de enige macht die ik heb, maar wel de meest voor de hand liggende. Potentieel besmet zijn doet je je eigen robuustheid bevragen, en je afvragen wie er kwetsbaar zijn en in welke mate. Welke van mijn dagelijkse handelingen zijn nog acceptabel om jullie te beschermen tegen mijzelf? Hoe ver ben ik bereid mijn persoonlijke soevereiniteit op te offeren voor iets dat alleen in potentie in mij bestaat?
Deze vragen zijn niet eenduidig te beantwoorden en verschillen per persoon; de waarde van het leven van de anonieme ander is niet in steen gebeiteld, maar subjectief toe te kennen. Butler zou zeggen dat sommige levens rouwwaardig zijn, en andere niet. Sommige levens zijn het waard te leiden, en andere niet. Alleen de wederzijdse afhankelijkheid kan een rem zijn voor wie de anonieme ander nagenoeg waardeloos vindt: mijn afhankelijkheid van jullie beschermt jullie tegen mij. Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet.
Toch is dit niet de enige morele kwestie die zich hier opwerpt. De enige reden dat we de curve moeten afvlakken is dat we de capaciteit van de zorg niet overstrekken. Het scenario van niet meedoen met de beperkingen die de overheid ons oplegt betekent niet alleen dat we op termijn geen zorg kunnen leveren aan wie zorg nodig heeft. Het betekent dat we, zoals we in Italië kunnen zien, de ander uit de anonimiteit halen en in levende lijve voor een arts zetten die letterlijk de keuze tussen de een en de ander moet maken. Wie er leeft en wie er sterft blijft voor ons anoniem, maar krijgt een gezicht bij de zorg. Denk je in dat Sophie haar keuze maakte over twee anonieme mensen versus de dramatische scène uit het boek of de film. Die scène is zo dramatisch, omdat de kinderen voor Sophie en voor ons een gezicht hebben. We weten wie er sterft en voor welke onmogelijke keuze zij geplaatst wordt.
Omdat ik niet in de zorg werk heb ik de luxe die keuze niet te hoeven maken. Toch heb ik de macht om de soevereiniteit van de anonieme ander in de handen van een arts te leggen als ik maar lang genoeg weiger te doen wat er van mij gevraagd wordt. De gedachte aan hoe verschrikkelijk het zou zijn die keuze te moeten maken draagt bij de bereidheid om de instructies van de overheid op te volgen. In artikelen over de situatie in Italië, zoals dat van Ilja Leonard Pfeijffer in HP/DeTijd, worden specifiek die dingen genoemd om mij aan te moedigen de maatregelen serieus te nemen.
Het schetsen van reële situaties die zich nu, in real time elders afspelen kan ons helpen te onthouden waarom we ons onderwerpen aan de maatregelen, maar de angst en het verdriet van het verliezen van veiligheid heeft meer effect. Een van de uitingen aan die angst wordt gegeven door massaal te hamsteren, waarop bijna uitsluitend spottend gereageerd wordt. Nieuwslezers laten verbazing doorklinken in hun stem en op social media bijna uitsluitend berichten van mensen die anderen bespotten.
We worden in slachtofferpositie gemanoeuvreerd, een rol die hoe dan ook beangstigend is, zeker wanneer je niet weet van wie je het slachtoffer wordt en wanneer, maar bespot als we ons wenden tot de dingen waar we zelf nog wel controle over hebben. We lijken geen oog te hebben voor de angst zelf, en hoe die zich manifesteert bij hen die niet zo kwetsbaar zijn, maar zich wel onveilig voelen.
De anonimiteit van de ander betekent dat je je niet hoeft te bekommeren om wie je kwetst, maar de wetenschap dat jij die anonieme ander bent betekent gevaar en dus angst. Durf je echter nog te zeggen dat je naar de supermarkt gaat om bonen in blik te hamsteren, omdat je bang bent voor wat er nog gaat komen als je ziet hoe daarover gesproken wordt? Als je nog weet hoe de legitieme vragen van bezorgde burgers lacherig werden weggehoond door de experts bij het corona-vragenuur?
Ik herinner me dat Butler in haar bundel het volgende schrijft: “It is precisely because one does not want to lose one’s status as a viable speaking being that one does not say what one thinks.”
Ze beschrijft dat wat bespreekbaar is, en wat gezien wordt als een reële menselijke ervaring als instrument van censuur. Je zegt niet wat je beleeft, omdat je beleving zelf geen recht van bestaan heeft in de maatschappij. Vanuit die hoek bezien is het een fundamenteel probleem van de media ervoor te kiezen angst te bespotten. We weten allemaal niet hoe de komende tijd gaat verlopen, maar wel dat we elkaar hard nodig hebben als vijand waar je op kunt vertrouwen. Daarin is het meer dan nodig dat we elkaar uit de anonimiteit helpen en ruchtbaarheid geven aan onze individuele ervaring. Zien en gezien worden is de enige manier: representatie van je ervaring zorgt voor een gevoel van betrokkenheid. Hoe meer ervaringen we kunnen delen, hoe meer we kunnen zien dat de ander lijkt op ons, en niet zo anoniem is als we dachten.
Alleen op die manier kunnen we voorkomen dat we op termijn toegeven aan egoïstische verlangens die de gezondheid van anderen in gevaar brengen, de zorg overvragen en artsen voor onmogelijke keuzes stellen.
Verhalen vertellen aan elkaar over elkaar is de enige manier waarop we uiteindelijk het verhaal kunnen vertellen van hoe we gemeenschap vonden precies toen iedereen elkaars vijand was en daar uiteindelijk letterlijk beter van werden.