“Vroeger viel er bij jou nog wel eens wat te lachen,” zei mijn zwager, waarmee hij doelde op dat ik vroeger meer op deze blog schreef en minder voor websites waar feministische kwesties uitgebreid worden besproken. Zelf had ik ook een beetje het idee dat ik begon te veranderen in een frigide pad met haakneus en puntmuts (de bezem sneuvelde vorige week, toen ik in een vlaag van premenstruele woede de stok van onder de trap vandaan rukte toen het ding uit zichzelf niet bleek te willen bewegen. Nou ja.) Kom, dacht ik daarom, ik ga weer eens wat grappigs schrijven. Donald Trump keek me van onder zijn oranje toupet kwaad aan: “iets grappigs? We hebben geen tijd voor grappen. Er moet een muur gebouwd worden.” Zijn vaderlandslievende kraaloogjes leken met de minuut roder te worden en ik verwachtte ieder moment zijn slagtanden te zien groeien en zijn benen te zien krimpen tot hij het bos in zou stuiven als een echt wild zwijn. We keken elkaar een tijdje wezenloos aan, totdat ik moest concluderen dat er van mijn gedroomde metamorfose niets terecht kwam. Volgende keer beter. Achter ons hoorde we voetstappen. Ik keek om. Oh nee, Erd. “Erdi,” zei ik, “ik heb hier echt geen tijd voor. Ik probeer iets grappigs te schrijven.” “Iets grappigs?” antwoordde Erdogan, “Dat moet je niet aan mij vragen. Er valt volgens mij niets te lachen. Ik heb het aan de stok met een stelletje Koerden en er is een progressieve sukkel die mijn gezag probeert te ondermijnen. Ik vind alles best, zo lang je maar geen grappen over mij maakt.” Zijn dunne bovenlip trilde van woede terwijl hij mij dreigend in de ogen keek. Ik wilde een paar goede grappen maken over hoe we geen last van hem hadden gehad als zijn vader hem gewoon bij Fenerbahçe had laten spelen. Dan was hij een matige voetballer geweest en geen politicus. Je kunt niet altijd alles hebben, vrees ik. “Weet jij trouwens wanneer ik bij de EU mag?” vroeg Erdi mij verbazingwekkend beleefd. “Geen idee,” mompelde ik, en liep snel de andere kant op. Donald Trump schreeuwde ondertussen iets over landsbelang en over dat hij binnenkort Mr. Brexit genoemd zou worden. Ik keek snel op Twitter. Ja, daar stond het ook: They will soon be calling me MR. BREXIT! Moedeloos zette ik mijn telefoon uit. Hoe kun je nou grappen maken als de beste dingen om grappen over te maken je het gras voor de voeten wegmaaien? Ik dacht aan Mark Rutte, die geen tijd voor en geen plek had op deze ad hoc bijeenkomst van wereldpolitici. Hij had het te druk met de aftrap van de campagne. “Ja,” vertrouwde hij mij toe, “de strategie is overal spijt van te hebben. Ik heb bijvoorbeeld spijt van de Grieken, spijt van de hypotheekrente aftrek en van alle andere verkiezingsbeloften die ik heb gebroken. Maar gelukkig heeft de PvdA daar ook spijt van, dus we beginnen quitte.” Ik vroeg me af wat voor campagne Diederik Samsom dit jaar zou gaan voeren. De laatste keer dat ik zijn hoofd op een verkiezingsposter zag stond daaronder “Mijn oplossing voor de crisis? Een sterke economie.” Ooh, een sterke economie. Dat we daar niet eerder aan hebben gedacht. Het zijn dit soort momenten dat ik blij ben met mensen zoals Diederik. Die je in een zin duidelijk kunnen maken hoe simpel de oplossing voor een complex probleem eigenlijk is, en daarmee tegelijkertijd duidelijk maken hoezeer ze de kiezer minachten. Als we daar tenslotte zelf niet op hadden kunnen komen… Nou ja, dat was vier jaar geleden. Nu hebben we vast andere verkiezingsposters. Ik vraag me af of op de poster van Wilders staat: Mijn oplossing voor afnemend wederzijds respect? De kopvoddentaks. Ik hoop steeds dat die belasting weer terug in het programma komt, want ondanks alle grappen die daar al over zijn gemaakt heb ik nog een lade vol met aantekeningenboekjes met treffende oneliners. Jammer. Het is nog niet zo ver. Gelukkig noemde Samsom zijn fractie wel een couveusekindje, waarmee in ieder geval duidelijk is dat zijn minachting voor anderen niet alleen strekt tot de kiezer, maar ook tot zijn eigen partijgenoten. Erg grappig is het alleen nog steeds niet. “Zei ik toch,” riep Donald van een afstand, terwijl hij zijn iets te dikke duim wat onhandig in de lucht stak. Het was allemaal zo treurig dat ik begon te lachen. Ik lachte zo hard dat de tranen over mijn wangen stroomde, terwijl Donnie steeds geïrriteerder leek te worden; zijn mond werd een streep op zijn gezicht en zijn oogjes verdwenen bijna in de holtes van de kassen, waardoor je eigenlijk oogcontact maakte met zijn wallen als je hem probeerde aan te kijken. Maar dat lukte mij helemaal niet. Onder de druk van de humorloosheid bezweken kon ik alleen nog maar lachen om het deerniswekkende beeld van Donald, Erdi, Mark, Geert en Diederik. Ik keek nog maar eens naar de troosteloze duim van Donald. Hij keek me woedend aan: “Dat vindt het volk leuk.” En ik beet op mijn wangen om het niet nog een keer uit te proesten.